Naschrift redactie
Prof. dr. P. van Sterkenburg is verantwoordelijk voor het samenstellen van de Herziene Woordenlijst. In het Nederlands Juristen Blad van 23 september 1994 wordt zijn mening over de punt na academische titels als volgt samengevat: ‘Volgens de komende editie zal mr echter zonder punt dienen te worden geschreven. Dat heeft niets met de veranderde wetgeving te maken hoor, maar alles met taalkundig inzicht. “Meester is een volledig woord. Daar wordt de eerste en de laatste letter van genomen en dan heb je geen punt nodig”, aldus de hoogleraar.’
Gevraagd om een toelichting op het ‘taalkundig inzicht’ dat die punt noodzakelijk zou maken, verklaart prof. Van Sterkenburg aan Onze Taal: ‘Er zijn geen taalkundige argumenten voor de punt; het is inderdaad een afspraakkwestie. De passage in het Nederlands Juristen Blad bevat een lapsus van de journaliste. Meer wil ik over dit onderwerp niet zeggen: de kwestie komt binnenkort aan de orde in de Taaladviescommissie van de Taalunie. Die commissie zal een algemeen advies uitbrengen over de notatiewijze van afkortingen.’
De auteur van de Schrijfwijzer, Jan Renkema, is voorstander van de punt na alle academische titels. ‘Als iemand zegt dat er taalkundige argumenten zijn in deze kwestie, dan zou ik die graag horen. Ik ken ze niet. Er is taalkundig niets tegen een onderscheid tussen verkorting met punt (ing.) en inkorting zonder punt (ir). Maar er is taalkundig ook niets op tegen om alle afkortingen met een punt te schrijven.
Bij wet is er niets geregeld over de schrijfwijze. In de WHW van 1993 wordt zonder nadere uitleg gesproken over bc. met punt en drs zonder punt. De memorie van toelichting zegt er niets over. En in de voorganger van deze wet, de WWO uit 1985, wordt de algemene regel gehanteerd: dr., enz. Waarschijnlijk is de schrijfwijze mr in de nieuwe wet terechtgekomen door een onoplettendheid of een privé-voorkeur van de verantwoordelijke ambtenaar. Hoe dan ook, de nieuwe wet is kennelijk niet bedoeld om de schrijfwijze te regelen. Dat kan ook niet, want dat zou in strijd zijn met het Taalunieverdrag met België. Daarin staat, in artikel 4b, dat de verdragsluitende partijen gezamenlijk onze spelling bepalen.
De kwestie valt niet taalkundig of juridisch te beslechten. Er zijn wel twee andere argumenten, en deze doen naar mijn mening de balans doorslaan naar mr. met punt.
Ten eerste, het heersende gebruik. Sinds het verschijnen van het Groene Boekje in 1954 is het in woordenboeken en taaladviesboeken gebruikelijk om de Leidraad bij deze woordenlijst waar mogelijk te volgen.
Ten tweede, de toepasbaarheid van de regel. Het onderscheid tussen verkorting en inkorting is moeilijker toepasbaar dan de oude regel. Een schrijver moet dan een heel specifieke regel onthouden, niet voor afkortingen want dan zouden ca en nr er ook onder vallen, niet voor titels want dan moet jhr en ds ook zonder punt, maar alleen voor academische titels. Het is zeer de vraag of zo'n regel wel het schrijf- en leesgemak dient. En daarop moet een spellingregel toch beoordeeld worden.’