Wanneer een trema?
Reeëeten, queuën, duoaai, zaaioester.
Driemaal raden in wat voor soort serieuze publikatie we zulke woorden kunnen aantreffen: in een studie naar de beste regels voor het plaatsen van het trema. J. Zuidema en anderen stellen na veel wikken en wegen de volgende regels voor:
- Volgen twee klinkers direct op elkaar en kunnen ze samengelezen worden terwijl dat niet de bedoeling is? Zet dan een trema op de tweede klinker. Voorbeelden zijn ruïne, geërgerd. Uitzonderingen zijn woorden van het type museum en elektricien.
- Volgen drie of meer klinkers op elkaar die samengelezen kunnen worden, ga dan na of er een samen te lezen ee in voorkomt die voorafgegaan wordt door een i. Zet in dat geval geen trema: prieel.
- Gaat er geen i vooraf aan de ee, dan komt er wel een trema: geëerd, reeën, weeïg, geëuropeaniseerd. Maar ook: knieën, want daar moeten we de ee niet samenlezen.
- Moet de klinkerreeks over twee lettergrepen verdeeld worden en begint de tweede lettergreep met een i, zet dan op die i een trema: jezuïet, naïef, heroïek, weeïg, smeuïg. Maar laat dat trema achterwege als de vorige lettergreep op i eindigt: heiig, glooiing.
J. Zuidema, A. Neijt, J. Weber, 1994, ‘Hiërarchieën op de knieën’.
Spektator, 23 (2), blz. 137-163.
F.J.