Over peutiaterologen
A.F. Simon - redacteur TROS-radio
Het medisch Latijn (ook wel potjeslatijn genoemd) heeft mij altijd geïntrigeerd. Je kunt de woorden vaak etymologisch herleiden: veel potjeslatijn is trouwens eigenlijk potjesgrieks. Maar je verbaast je vaak over de toepassing van die oude talen.
Opmerkelijk zijn de uitgangen bij woorden die specialismen aangeven. Zo duidt het achtervoegsel -iater (afgeleid van het Griekse woord voor arts) altijd op een echte dokter: een ger(i)-iater, een psych-iater. Ook de uitgang -loog of -oloog (afkomstig uit het Griekse woord logos, dat oorspronkelijk ‘woord’ betekende) wordt veel gebruikt; als Nederlandse uitgang duidt het iemand aan die ergens verstand van heeft. En ten slotte kennen we de uitgang -therapeut (ook al Grieks: dienaar, verzorger).
Een enkele keer valt ook de patiënt de eer te beurt een uit het Grieks afgeleide uitgang te mogen dragen, namelijk -paat (van pathos = lijden), bijvoorbeeld de psychopaat. Maar nu doet zich een vreemd verschijnsel voor: de homeopaat is geen patiënt die aan hetzelfde (homoios = hetzelfde) lijdt, maar een behandelaar die het gelijke met het gelijke behandelt. Zo iemand zou dus eigenlijk homeoloog, homeotherapeut of, als hij of zij arts is, homiater moet heten. Een allopaat mag geacht worden een artsenstudie te hebben voltooid en zou dus alloiater of desnoods alloloog of allotherapeut genoemd kunnen worden. In ieder geval geen allopaat, want dat betekent letterlijk: hij die aan iets anders lijdt.
De uitgang -loog wordt soms gebruikt om onderscheid te maken tussen een beroepsbeoefenaar die arts is en een ander die dat niet is maar wel verstand heeft van het onderwerp: geriater-gerontoloog, psychiater-psycholoog. Dat maakt elke -loog een beetje verdacht. Een vluchtweg voor dokters is het achtervoegsel -therapeut: de cardiotherapeut, de endocrinotherapeut, de gynae(co)therapeut. Maar misschien doet in de wereld van de universitaire geneeskunde het woord therapeut toch iets te alternatief aan: er zullen vast artsen te vinden zijn die niet op één lijn gesteld willen worden met manueel-therapeuten en hydrotherapeuten. Een andere mogelijkheid voor dokters is -iater: cardioiater, gynaeciater, enz.
Gelukkig zijn er ook artsen die zich gewoon van hun moerstaal bedienen, zoals de huisarts - hoewel zelfs die aanduiding tot verwarring zou kunnen leiden. De man repareert immers geen huizen, maar mensen. Dierenartsen en bomendokters helpen dieren en bomen bij hun herstel. Ménsarts dan misschien...?
Wat een voetangels en klemmen toch in de taal!