Rijke stinkerds
C. Kostelijk - Heiloo
De restaurateur van de Sloterdijkse Petruskerk kreeg bij zijn werk te maken met de graftombes en graven van deze 15de-eeuwse kerk. In de Alkmaarsche Courant (6-1-1994) geeft hij een verklaring van de uitdrukking rijke stinkerds. ‘Om in de kerk dicht bij God begraven te worden, moest je veel geld neertellen. Daar komt de uitdrukking rijke stinkerds vandaan: als de koster in de winter de kachel aanstak, was de lijklucht niet te harden.’
Mij leek deze uiteenzetting eerst heel aantrekkelijk en overtuigend. Later, bij het denken aan arme stinkerds - deze werden buiten de kerk begraven en stonken dus niet - verminderde mijn enthousiasme.
De Grote Koenen geeft bij het woord stinkerd de betekenis ‘in bepaalde zin opvallend mens’. Het begrip stank is op deze wijze verdwenen, in elk geval minder overheersend aanwezig. Dan is de weg gebaand voor de rijke en arme stinkerd en de leuke stinkerd: ‘Jij bent een leuke stinkerd hoor, om mij daarmee op te zadelen.’
De verklaring van de niet te harden lijklucht is dubieus. In het tijdschrift Alledaagse dingen (1993, nr. 5) zijn afbeeldingen opgenomen van drie 17de-eeuwse kerkinterieurs. Op alle drie is de grafdelver druk aan het werk, waarbij in het kerkgebouw het leven ongestoord zijn gang gaat, stank of geen stank: spelende kinderen, een vrouw die haar kind de borst geeft, springende honden die in de kerk de pilaren niet ongemoeid laten. De auteur van het artikel deelt mee dat er een schilderij van een Nederlands kerkinterieur bestaat waar de kinderen hun belangstelling tonen voor het opgraven van de rijke stinkerds. Met die stank moet het dus wel meegevallen zijn, anders zouden ze er niet met de neus bovenop gestaan hebben.