Congruentie in bijzinnen
J. Schipper - leraar Nederlands, Coevorden
De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) geeft op bladzijde 240 de volgende regels voor congruentie tussen de persoonsvorm in de betrekkelijke bijzin en het woord waarop die vorm betrekking heeft (antecedent) in de hoofdzin. Is het antecedent meervoudig, dan is de persoonsvorm dat ook:
1 | De jongen (antedecent) die daar loopt (persoonsvorm bijzin), is mijn vriend. |
2 | De jongens die daar lopen, zijn mijn vrienden. |
Als het antecedent ik is, gebruiken we de stam van het werkwoord (de ik-vorm):
3 | Ik, die hier veertig jaar gewerkt heb, word ook nog ontslagen. |
Complexer zijn gekloofde zinnen: zinnen die een element op de voorgrond plaatsen door middel van een vorm van ‘het is/was’, gevolgd door een betrekkelijke bijzin, bijvoorbeeld: ‘Het zijn de programma's die het 'm doen’, maar ook ‘Ik ben het die die ruit gebroken heeft’. We krijgen dan:
4 | Ik ben het die hier veertig jaar gewerkt heeft. |
Die is hier op te vatten als een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent, en dat is de derde persoon; de persoonsvorm van de bijzin past zich daaraan aan. Vergelijk:
5 | (Degene) die hier veertig jaar gewerkt heeft, ben ik. |
Dus zin 4 moet gelezen worden als:
6 | Ik ben degene die hier al veertig jaar gewerkt heeft. |
Tot zover is er geen vuiltje aan de lucht. Maar wat gebeurt er als het antecedent de voorwerpsvorm heeft?
7 | ?Dat vertellen ze mij, die hier al veertig jaar gewerkt heb/heeft. |
Volgens ANS zou hier heb moeten staan, omdat dan de persoonsvorm met het antecedent mij congrueert. Maar fraai is het niet. Of moeten we die misschien ook hier als betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent beschouwen? Vergelijk:
8 | Dat vertellen ze mij, (degene) die hier al veertig jaar gewerkt heeft. |
Remco Campert kiest de derde persoon in een stukje in de Volkskrant:
9 | Hij (...) passeert mij, die nog op de stoep staat te aarzelen. |