Juryrapport
tweede Onze-Taalprijs
Ter bevordering van mooi en bijzonder taalgebruik heeft het Genootschap Onze Taal een taalprijs ingesteld. Deze Onze-Taalprijs - waaraan een vergulde pen met inscriptie is verbonden - wordt driemaal per jaar uitgereikt in het voorjaar, in het najaar en in de winter. De jury, die de vrijheid heeft om geen prijs of per keer meer prijzen uit te reiken, bestaat uit twee bekende Nederlanders die anoniem wensen te blijven, twee bestuursleden van het genootschap en twee leden van de redactie.
De lezers van dit blad worden uitgenodigd om voorbeelden op te sturen van goed taalgebruikt een treffende woordkeus, een prachtig lopende zin, een verrassende vergelijking of een fraai gebouwde alinea. Er zijn slechts een paar voorwaarden: het moet een originele (niet vertaalde), gepubliceerde tekst zijn die niet ouder is dan een jaar.
N.B. Stuur nu alvast uw inzending in voor de Onze-Taalprijs van februari. Alle inzenders hartelijk dank voor hun suggesties.
Voor de tweede Onze-Taalprijs kwamen achtentwintig inzendingen binnen. De jury dankt alle inzenders hartelijk voor al het leesgenoegen! Opvallend was dat er enkele inzendingen waren waarover de juryleden aanmerkelijk van mening verschilden. Waar de een het predikaat ‘goed’ gaf, kwam een ander met de beoordeling ‘flauw’. Een inzending die bij de een als eerste eindigde, kwam bij een ander niet eens voor bij de beste drie.
Gelukkig waren er ook inzendingen waarover de oordelen meer in evenwicht waren. Een aantal juryleden had grote waardering voor de keuze van het laatste woord in de volgende beschrijving van een treininterieur.
Het compartiment is in rustige kleuren uitgevoerd en bevat airconditioning; de stoelen zijn ruim, zacht en tot bijna-ligstand uitschuifbaar zonder dat dit leidt tot kniecontact.
Deze zin is afkomstig uit De PS van Richard Nowak (NRC Handelsblad 29 juli 1994). Het woord kniecontact kreeg volgens de inzender ‘in de context van het treinwezen een bijzondere lading’. Maar binnen de jury waren de meningen hierover verdeeld.
In het blad Intermediair vond een Onze-Taallezer de volgende zin, afkomstig van prof. dr. M.P.C. van Schendelen:
Met de strijdbijl in de hand kan men geen vredespijp roken.
Zo worden twee platgetrapte zegswijzen tot nieuw leven gebracht, zo luidde de aanbeveling. Hoezeer de jury ook het ontstaan van nieuwe spreekwoorden toejuicht, deze vondst kon de toets der kritiek niet geheel doorstaan: een mens heeft immers twee handen, en kan desgewenst zowel een vredespijp als een tomahawk vasthouden, ook in symbolische zin.
De jury ontving ook de volgende passage:
Opgravingen. Heerlijke dingen. Midden in de stad wordt plotseling een hek geplaatst met een bord: Verboden Toegang. Er is een Fundament gevonden. Wéér een. Heel Nederland ligt langzamerhand onder de fundamenten. Eigenlijk erop, want we zijn een fundamenteel landje. Daar ligt op zijn knieën een archeoloog (‘Jongen, wat wil je later worden?’ ‘Archeoloog, oom.’ ‘Maar jongen toch! Zou je niet iets nuttigs gaan doen?’ ‘Daarom juist, oom.’).
Met een tandenborstel wordt heel voorzichtig de tand des tijds gepoetst. Mesjes krabben de eeuwen af. Pincetjes pakken snippertjes herinnering op. Al puzzelend komen de jaren op hun plaats te liggen, krijgen de gebeurtenissen een nieuwe orde.
In de eerste alinea zou je over het te algemene dingen kunnen vallen.
Maar heel subtiel is de hoofdletter in Fundament. De verwijzing naar ons fundamenteel landje is misschien iets te gekunsteld, en de dialoog met de oom had volgens een meerderheid binnen de jury wel achterwege kunnen blijven. Maar de laatste alinea is schitterend. Het cliché de tand des tijds krijgt nieuw leven. De mesjes en pincetjes benadrukken met hun verkleiningsuitgangen de voorzichtige, fijnmazige activiteit. Op de laatste zin valt iets af te dingen: grammaticaal gezien laat de auteur de jaren en de gebeurtenissen meepuzzelen.
Strenge taalgebruikers zullen de wenkbrauwen fronsen, maar de constructie pakt hier goed uit: de zin wordt krachtiger door de weglating van het onderwerp in de bijzin. In die laatste zin geeft bovendien de nevenschikking zonder verbindingswoord een extra spanning doordat op hun plaats nu doorklinkt in een nieuwe orde. De jury was onder de indruk.
Deze beeldende passage staat in de column ‘Archeoloog’ in het opinietijdschrift Jonas, en is van de hand van Willem Beekman. De vergulde pen is hem inmiddels overhandigd. Hiernaast staat een kort vraaggesprek met de bekroonde columnist.