● Gesloten couvert
Het antwoord daarop lijkt eenvoudig. Het ene bestek is niet uit het andere voortgekomen. Het gaat om twee aparte woorden. Het tweede bestek is van onszelf, onze taal heeft het zelf ontwikkeld, het is een erfwoord. En het eerste is een leenwoord, we hebben het overgenomen uit het Duits. Maar zo simpel liggen de zaken natuurlijk niet. Tenslotte zijn het Nederlands en het Duits nauw met elkaar verwant en heeft steken, het basiswoord van bestek, dezelfde etymologie als het Duitse stecken. De vraag blijft dan wat Besteck met ‘steken’ te maken heeft.
We hebben zelf dus bestek gevormd in de betekenis ‘begrenzing, ontwerp, plan’. Dit is al gebeurd in het Middelnederlands. Het was een afleiding van het werkwoord besteken ‘omheinen, bepalen’, dus ‘palen rond iets steken’. Vandaar kon bestek een begrip worden in allerlei vaktalen, zoals in die van de zeevaart. Daar is het de dagelijkse bepaling van de plaats waar een schip zich bevindt.
Bestek in zijn wat ruimer bekende betekenis wordt in geen enkel etymologisch woordenboek vermeld. Dat komt doordat het veel minder oud en bovendien een van oorsprong vreemd woord is. Zoals gezegd stamt het uit het Duits. S. Theissen heeft het opgenomen in zijn boek Germanismen in het Nederlands (Hasselt 1978) en zegt dat het pas sinds de jaren dertig in onze taal bestaat. In het Duits heeft het een ontwikkeling ondergaan die te vergelijken is met die van het Franse couvert. Couvert betekent letterlijk ‘bedekking’. Als ‘briefomslag’ (bijvoorbeeld in gesloten couvert) heeft het in het Nederlands die betekenis behouden, maar bij het ‘tafelgerei’ is de ‘omslag’, het ‘mapje’, in het Frans al verloren gegaan.