Zwart gat
Dit is een term uit de astronomie. Men duidt er een hypothetisch voorwerp in het heelal mee aan dat, hoewel het slechts een doorsnede van enkele kilometers hoeft te bezitten, zó zwaar is dat het een enorme aantrekkingskracht (zwaartekracht) uitoefent. Alles wat binnen het bereik van die zwaartekracht komt, zelfs licht, wordt in het zwarte gat gezogen en kan er nooit meer uit ontsnappen (vandaar ook dat het gat zwárt is: het zendt geen licht uit).
Deze term wordt steeds vaker gehoord, in allerlei verschillende contexten en betekenissen. Sommige zou je nog als redelijke metaforen kunnen beschouwen: ‘Al ons geld verdwijnt in een zwart gat’; ‘Na de dood van mijn man was het alsof ik in een zwart gat verdween.’ Erger wordt het wanneer mensen dingen gaan zeggen als: ‘De oorlog was voor hem één lang zwart gat.’ Een soortgelijk voorbeeld wordt geleverd door Renate Dorrestein in NRC Handelsblad van 24 april 1993, die vertelt dat het verleden jaar zó slecht met haar gezondheid ging dat ze soms ‘op de bodem van een zwart gat’ zat (een zwart gat hééft uiteraard geen bodem). Dit kan uitmonden in uitingen die voor een astronoom een verschrikking zijn, zoals ‘Daarna ben ik door een heel diep zwart gat gegaan’: nog afgezien van het feit dat zwarte gaten niet diep of ondiep kunnen zijn, is het natuurlijk per definitie onmogelijk om door een zwart gat heen te gaan; je kunt er alleen in vallen, maar je komt er nooit meer uit. Waarschijnlijk is dit een contaminatie van: door een hel gaan, in een (donker) gat vallen en een zwart gat.