Over Atjeh•ers
C. Kostelijk - Heiloo
In 1955 verscheen van de hand van dr. H.E. Buiskool, secretaris van de toenmalige Spellingcommissie, het werkje De nieuwe spelling. In de lijsten van geraadpleegde literatuur in de ANS en de Schrijfwijzer zoekt men nu tevergeefs de titel van dit uitstekende boekje, waarin het afbreken van woorden voorbeeldig behandeld wordt. In het register van de ANS ontbreekt zelfs elke verwijzing naar het afbreken van woorden.
Dit heeft tot gevolg dat men in de recente woordenlijsten en woordenboeken die aangeven op welke plaatsen de woorden worden afgebroken, nergens een correcte afbreking van het woord Atjeeër aantreft. Het ergst maakt het de Herziene Woordenlijst. Daar is zowel sprake van een ‘At•jee•ër’ als van een ‘crapautje: cra•paud•tje’.
Hoe het afbreken wél moet bij deze speciale categorie woorden waarin de laatste klank van het grondwoord (Atjeh, crapaud) wordt geschreven als een klinker met een medeklinker, blijkt uit het onderstaande citaat uit het boekje van dr. Buiskool:
‘Sommige van deze verkleinwoorden zijn gevormd van een grondwoord waarvan de eindklinker wordt geschreven met een klinkerteken en een of meer medeklinkertekens: chaletje, dineetje, entremetje, matelootje, paletootje, pardessuutje, pierrootje, tricootje enz., afgebroken chalet•tje, diner•tje, entremets•tje, matelot•tje, pardessus•tje enz.; zo ook Atjeeër (Atjeh•er), maar niet crapaudtje, colliertje, pince-neztje en derg., die geschreven worden als het grondwoord + tje en dus regelmatig worden afgebroken als crapaud•tje, collier•tje, pince•nez•tje enz.’