● Nederlandse opera exit
Behalve platen bezit Hulpusch een grote verzameling tekstboekjes van voorstellingen van de Nederlandsche Opera uit de periode 1895-1903. Nieuwsgierig bladeren wij ze door. Alle grote namen zitten erbij: Wagner, Verdi, Rossini, Bizet. Een van de bekendste werken van laatstgenoemde is de Habanera uit Carmen, waarvan hier een fragment:
Ja de min is van alle zaken
Het minst te brengen onder dwang
Zij bedroeft hen die vurig haken
En hoort toch niet, al roept men lang
Zij verhoort geen beê, minacht vloeken
De een spreekt veel en d'and're zwijgt
'k Heb den andere mij verkoren
Wat hij niet vraagt, hij toch verkrijgt
De min, de min, de min, de min
Peter Hulpusch: ‘De Nederlandsche Opera begon indertijd met een ideaal: door het geven van internationaal repertoire in vertaling zou je de eigen scheppende operacultuur kunnen stimuleren, zoals dat in Frankrijk, Duitsland en ook wel in Tsjechoslowakije en Rusland is gebeurd. Bij ons is het helaas anders gelopen.
Het uitvoeren van vertaalde versies ging door tot ongeveer 1933. Toen verliep de Co-Opera-tie, destijds het grootste Nederlandse operagezelschap, en begon de hegemonie van de Italiaanse gezelschappen. De koristen kwamen uit Nederland, maar de solisten en musici waren Italianen.
Na de oorlog waren uitvoeringen in de oorspronkelijke taal de regel. Wel werden bijvoorbeeld Hoffmanns Vertellingen en Don Carlos nog lang in het Nederlands opgevoerd. De Wagnervereniging daarentegen bracht van meet af aan Duitstalige versies op de planken.
De overgang van vertaalde naar originele versies ging met de nodige disputen gepaard, bijvoorbeeld tussen Cornelis van der Linden (dirigent van de Nederlandsche Opera) en de muziekcriticus Haganus: “Liever goede buitenlandse zang dan slecht Nederlands.” Al met al is het eigenlijk een godswonder dat de Nederlandse opera zich nog zo lang heeft kunnen handhaven.’
We beluisteren een aantal oude platen waarop alleszins aangenaam klinkende, hoewel moeilijk verstaanbare Nederlandse woorden te horen zijn.
Peter Hulpusch: ‘De meeste Nederlandse platen zijn slecht verstaanbaar. Andere talen zijn wat dat betreft beter; Italiaans is zelfs op de primitiefste opnamen vrijwel woordelijk te volgen.
Ik ben opgegroeid met de Nederlandse versies en heb me toen nooit aan die verstaanbaarheid gestoord. Later leerde ik de originele uitvoeringen kennen. Die vond ik meestal wel mooier klinken. Ja, de muziek was natuurlijk voor die buitenlandse tekst geschreven.
Maar toch, als ik bijvoorbeeld de Nederlandse Lohengrin-versie van Fiore della Neve hoor, een goede en vrij getrouwe vertaling, dan denk ik: “Nederlands had best een leuke operataal kunnen zijn.”’