● Slaapverwekkend Frans
Nederlands heeft prachtige, grillige klanken. Vergeleken daarmee is Frans slaapverwekkend: alles klinkt, alles rijmt. Engels klinkt ook altijd zo mooi. Het rijke van het Nederlands is dat het ook venijnig kan zijn, kwaad kan klinken, kan schreeuwen. In mijn Phantom-vertaling laat ik het spook zeggen: “Die gore infectie vergiftigt geluk.” Dat is een regel die hij eruit kan spugen. Door die g's en f'en krijgt het Nederlands er een extra nuance bij. Het is een schitterende taal, die stug kan zijn maar ook lief. Ik heb in My Fair Lady “I've grown accustomed to her face” kunnen vertalen als “Ik voel opeens dat ik haar mis”, met in het laatste woord die milde m en een afsluitende s. Omgaan met Nederlandse klanken kost wel een beetje extra werk: je moet de bloemen verdomd goed schikken.
In tegenstelling tot stapeltalen als Frans en Engels, die alles aan elkaar kunnen plakken, kennen wij in het Nederlands veel tangconstructies. Tussen hulpwerkwoord en hoofdwerkwoord kunnen we allerlei zinsdelen invoegen. Daardoor komt er een spanningsboog in de zin, die hem emotioneel boeiend maakt. Het aardige van het Nederlands is dat wij een beetje slordig met de zinsbouw kunnen omgaan, anders dan het Duits, waarin die constructie soms kunstmatig aandoet. Wij hebben een wat nonchalantere taal, zodat voor ons de tangconstructie geen dwangconstructie is.
foto: Bert Nienhuis
Ik vind dat het Nederlandse lied bloeit. De laatste tijd is er veel meer repertoire gekomen, en er bestaat een gigantische platencultuur. Er zijn zelfs Nederlandstalige popgroepen, hoewel dat wat moeizamer gaat omdat het genre geënt is op het Engelse idioom. Waarom je daarvan zo weinig op de radio hoort? Misschien zijn de liedjes wel te goed. Frans Halsema, Paul van Vliet, Youp van 't Hek, Karin Bloemen: die zingen toch prachtig Nederlands? Niemand kan meer zeggen dat het Nederlandse lied niet bestaat. Je moet niet alleen kijken naar de schlagers en de hits. Het cabaretlied is onze typisch Nederlandse uiting, het genre Nederlands dat gezongen wordt. Zoals de Italianen de opera hebben, zo hebben wij het cabaret. Dat is onze cultuur, onze bijdrage.’