Jargon en slang [3]
Marc De Coster - Tienen, België
Welke woorden, uitdrukkingen en betekenissen zijn er in omloop in de schaduw van de officiële woordenschat? In deze serie komen er telkens enkele voor het voetlicht.
dennendaler: in de autosport een misprijzende benaming voor een coureur die met een slechte wagen rijdt en die de gebreken van zijn auto wil compenseren door als een gek te rijden. Genoemd naar Dennendal, een inrichting voor geestelijk gestoorden.
dikke deur: verbastering en schertsende benaming voor een directeur. Sedert de jaren zestig. Wellicht populair geworden door toedoen van de televisieserie Pipo (vanaf 1958 bij de VARA). De circusdirecteur in deze kinderserie (gespeeld door Lou Geels) werd aangesproken met ‘dikke deur’. Thans komt de term veel algemener voor.
- De dikke-deur van de afdeling culturele voorzieningen zingt voor haar een Frans chanson.
Pamela Koevoets: Arme Engelen (1988)
het bananenpakhuis: in Den Haag een schertsende benaming voor het Tehuis voor Onbehuisde Mannen. Ook wel meer algemeen de ‘Zaaddrogerij’ genoemd.
- Vernemend dat ik heden in een ‘bananenpakhuis’ woonachtig was, sprak hij na een langdurig afwezig staren: ‘Zo, u behoort tot de HTO-mensen!’
A. Moonen: Openbaar leven (1979)
tefal-politicus/teflon-president: politicus of president die niettegenstaande zijn vele blunders en misstappen, bij het grote publiek geen kwaad kan doen. Oorspronkelijk was teflon-president van toepassing op Ronald Reagan. De Amerikaanse democrate Patricia Schroeder vereerde de oud-president met deze spotnaam omdat kritiek geen blijvende smetten op zijn reputatie achterliet. Ze vergeleek Reagan met een teflon-koekepan, waarin niets blijft kleven. Lang voordien noemde men burgemeester Koch van New York al de ‘teflon-burgemeester’. Thans kunnen ook Europese politici met deze bijnaam door het leven gaan.
- Kohl verandert in een tefal-politicus zoals Ronald Reagan in zijn beste dagen.
Vrij Nederland, 04-08-1990
boerenkool: luchtvaartslang voor een oerwoud, gezien vanuit de lucht. Jan Wolkers gebruikte de term al in De Walgvogel (1974).
- Hij kende het oerwoud tot dusver alleen maar uit de lucht; ‘boerenkool’ noemden hij en zijn makkers de groene zee van boomkruinen onder zich.
Johan Fabricius: Als vogelen uit de hemel (1980)
sleper: in het jargon van druggebruikers een verslaafde die klanten aanbrengt of zelf dealt om in zijn heroïnebehoefte te voorzien. Zo iemand ziet er verwaarloosd uit en is er vaak erg slecht aan toe.
'n abc'tje: een gemakkelijk karweitje, makkie. Ook gebruikt voor iets vanzelfsprekends. Vooral populair in politie- en onderwereldkringen. In de volksroman Polletje Piekhaar (daterend van 1935) van de Rotterdamse schrijver Willem van Iependaal lazen we al: ‘het hele karweitje is a-b-c-werk’.
- Het is een a-b-c'tje, zei hij, er kan je niks gebeuren.
A.C. Baantjer: De moord op Anna Bentveld (1977)