● Geen meervoud
Laten we eens teruggaan in de geschiedenis en kijken wat er in 1954 precies is gebeurd. Ik hanteer de zevende en achtste druk van Van Dale, die ik hier zal aanduiden met de jaartallen 1950 en 1961.
Een overgrote meerderheid van de betreffende samenstellingen werd in 1950 met een n geschreven. Woorden zonder n waren in de minderheid, maar mensenhuid, boerendochter en leeuwenmoed leverden evenmin een probleem op als koninginnesoep en Regentesselaan, ondanks de schijnbare meervoudsvorm.
In 1961 blijkt dat bepaalde groepen samenstellingen de n hebben verloren, andere weer niet. In 1950 hadden bijna alle samenstellingen met de woorden mens en dier een n. Dat is zo gebleven, bij mens omdat dat een persoonsnaam is, bij dier omdat daar vrijwel altijd sprake is van een meervoud. Ook de samenstellingen met leeuw hadden vrijwel allemaal een n, maar daar zijn alle n's geschrapt. Oorspronkelijk hadden drie op de vier van de rond tweehonderd samenstellingen met paard een n. In 1961 is er nog maar een op de vier over. Bij kip hadden in 1950 acht op de tien woorden een n, in 1961 waren dat er nog maar drie.
We kennen het resultaat: de persoonsnamen worden nog steeds met een n geschreven, terwijl de n bij de meeste diere- en zaaknamen kunstmatig is verwijderd. De zaak is dus ingewikkelder geworden; de gewijzigde woorden zijn alleen nog maar nuttig als instinkers bij taalspelletjes. Ik ben van mening dat we niet tot een bevredigende oplossing komen zolang we net als de veroorzakers van de verwarring steeds de vraag stellen of we al dan niet met een meervoud te maken hebben. Als we de tegenstelling enkelvoud-meervoud als basis voor de regelgeving schrappen, is de weg open naar een redelijk alternatief.
Keuzevrijheid is een gewone zaak in onze taal en ze is altijd beter dan de kunstmatige chaos die in 1954 is veroorzaakt