Het had beter geweest...
Jan Pannekeet - Heiloo
Dialectsprekers gebruiken bij omschakeling op het standaard-Nederlands vaak onbewust bepaalde dialectkenmerken. In dit artikeltje wil ik een constructie bespreken die soms door Nederlandssprekende Westfriezen wordt gebezigd.
Als we willen aangeven dat iets in het verleden beter anders had kunnen gebeuren, gebruiken we daarvoor een zogenoemde ‘irrealis-zin’. Bijvoorbeeld: (ik bespreek hier alleen zinnen met was/waren omdat constructies met zou/zouden in het Westfries nauwelijks gangbaar zijn) Het was beter geweest als je wat vroeger was gekomen.
In het Westfries formuleren we een dergelijke irrealis-zin een beetje anders: 't Had beter weest as je wat vroeger kommen hadde.
In dit dialect is het hulpwerkwoord bij weest en kommen in de irrealis niet een vorm van zijn, maar van hebben. Dat geldt ook voor andere werkwoorden die met zijn worden vervoegd, zoals voorvallen, klimmen en gaan.
Als Westfriezen officieel Nederlands spreken, sluipt deze voorkeur voor hebben vaak in hun zinnen. Ze zeggen dan: Het had beter geweest als je wat vroeger had gekomen.
Nog een voorbeeld:
standaard-Nederlands:
Waren ze maar metselaar geworden, dan waren ze nu niet werkeloos geweest.
Westfries:
Hadde ze maar messelaar worren, den hadde ze nou niet werkeloos weest.
algemeen Nederlands van een Westfries:
Hadden ze maar metselaar geworden, dan hadden ze nu niet werkeloos geweest.
Nu is mij opgevallen dat ook in het Nederlands van sprekers uit andere streken van Nederland deze irrealis met hebben opduikt. In dialect-grammatica's is daar weinig of niets over te vinden, en ook in de ANS (zie blz. 467 en 471) mis ik een opmerking over regionale afwijkingen in de vorm van irrealis-zinnen. Misschien kunnen lezers van Onze Taal mijn indruk vervangen door een zekerheid.