● Hand in de pap
Een gevreesd euvel is uit de bocht vliegende beeldspraak. ‘Het is een mijnenveld vol argusogen’, zei een fractievoorzitter, die daarmee de ernst van het probleem ongewild tot een minimum terugbracht. De verleiding tot nog meer citaten is moeilijk te weerstaan. ‘Lijn 17 is door de bodem van zijn vervoerswaarde heen gezakt’, zei een raadslid. Het is sowieso al moeilijk voorstelbaar dat een tram door eigen bodem zakt, maar hoe in hemelsnaam is de spreker ertoe gekomen het begrip vervoerswaarde voor te stellen als een bodem? In metaforen als deze wordt de beeldspraak op een eigenaardige manier geflankeerd door ambtelijk jargon: ‘Het gaat om zaaikapitaal voor het traject tussen idee en go-besluit.’ Of: ‘Er hangen externe wolken boven het GVB.’ Inderdaad, je kunt het weer maar beter in huis halen.
Beeldspraak is gevaarlijk, en onbegrijpelijkheid ligt dan ook op de loer. Wanneer een wethouder zich laat ontvallen ‘We zitten optisch gezien op twee stoelen’, dan weet ik niet zeker of ik hem begrijp, en die onzekerheid slaat om in radeloosheid bij de volgende uitspraak: ‘De coördinatievelden zijn rijp om te oogsten.’ Van een verregaande onduidelijkheid, maar desondanks niet van schoonheid ontbloot, is deze: ‘Het balletje wordt heen en weer gegooid tot het plaatje rond is.’ Sportkenners moeten maar uitmaken over welk balspel het hier gaat.
In andere gevallen lukt het de lezer of toehoorder na enig nadenken de bedoeling ongeveer te achterhalen, zoals bij de ontboezeming ‘De wethouder is voor de muziek gaan uitlopen en nu is hij het contact met het geluid kwijtgeraakt’ of ‘Je moet hierbij een zo geïntegreerd mogelijke bril opzetten’.
Zulk onnadenkend taalgebruik moet op gezette tijden tot malapropismen leiden. Uitdrukkingen worden geklutst tot een vreemde, nieuwsoortige omelet, als ik me ook eens een metafoor mag veroorloven. ‘We moeten een hand in de pap houden om te voorkomen dat die pap over onze hoofden komt.’ Door het hoofd van het raadslid dat dit zei, spookten twee uitdrukkingen tegelijk: ‘een vinger in de pap houden’ en ‘het groeit ons boven het hoofd’.
‘Biologisch gezien poept een tweede hond niet meer dan een eerste hond’