● Rus-plus
Is het moeilijk om te schrijven in een vreemde taal? Bína: ‘Als je in de ene taal kunt schrijven, kun je dat ook in de andere, denk ik. Maar ik heb het nu over zakelijke teksten, niet over literatuur. In het Tsjechisch bestaan wel zeven achtervoegsels om een verkleinwoord te maken; in het Nederlands kan dat niet. Dat soort dingen is belangrijk voor een schrijver, maar in het dagelijks leven heb je ze niet nodig.’ Bovendien, zegt Bína, gaat hij juist bewuster om met de taal dan veel Nederlanders, omdat het zijn moedertaal niet is: ‘Ik zou nooit een woord als middels gebruiken, omdat dat een lelijk germanisme is.’
v.l.n.r. Bína, Kawabata, Kaplan
foto: Robert Scheers
Kaplan, die romans schrijft onder het pseudoniem Kirill Gradov, gaat wel gebukt onder zijn talige ballingschap. Nederlands is voor hem nog steeds een vreemde taal, waarin de klanken geen associatie hebben - of een ongewenste associatie. Kaplan: ‘Sommige woorden klinken Russen cru in de oren. Goeiemiddag bijvoorbeeld, omdat goei “lul” betekent.’
‘Schrijven in het Nederlands is tennissen met het racket in je linkerhand’, zegt de oud-tenniskampioen van Litouwen. Zijn laatste roman, direct in het Nederlands geschreven, noemt hij ‘de grootste flop van mijn leven’. Hij was zo gefixeerd op de correctheid van de taal, dat hij de ontwikkeling van de personages verwaarloosde. Nu werkt hij in het Russisch aan een boek over zijn echtscheiding. Maar hoe moet je over scheiden schrijven in een taal die geen woorden kent voor kinderbescherming en omgangsregeling?
‘Je bent verankerd in je moedertaal. Als ik Russisch schrijf, ben ik met mijn kennis van het Nederlands een Rus-plus. Maar andersom niet,’ sombert Kaplan.
Kawabata: ‘Jij zoekt de hele tijd de confrontatie, met de taal, met jezelf of met iets anders.’
Kaplan: ‘Nee, Kimiko! De confrontatie zoekt mij!’
Kawabata heeft het nooit moeilijk gevonden om in het Nederlands te schrijven: ‘Redacteuren vinden het niet erg als je fouten maakt met lidwoorden, het gaat om de inhoud. En ik schrijf altijd simpel, ook in het Japans.’ Immigranten zijn juist in het voordeel, zegt Kawabata, door hun afwijkende manier van kijken.
Bína stemt daarmee in: ‘Het gaat, ook in zakelijke teksten, om originaliteit. Je moet iets bijzonders mee te delen hebben. Als immigrant heb je dat al van nature meegekregen: je bent in een ander land opgegroeid, je kent een andere taal, een andere geschiedenis, je hebt andere dingen meegemaakt.’