Wraak op de tegenwoordige tijd
Stephan Sanders (1961) publiceerde enkele bundels kosmopolitisch proza (Ai Jamaica! en Conny Francis of de onschuld van Amerika) en maakt reisreportages voor de VPRO. De bekroonde passage komt uit zijn Volkskrant-column ‘Buitenwacht’, een soort weekboek.
Ben je altijd op zoek naar onderwerpen voor je column?
Sanders: ‘Ja. Soms is dat pijnlijk - je gebruikt alles, zelfs de ruzie met een geliefde. Het heeft iets vampierachtigs, maar dat hoort bij het vak. Ik probeer wel door de vorm het ranzige aspect te vermijden.
“Buitenwacht” is een poging om gefragmenteerd, in drie of vier delen, een verhaal te vertellen. Het lastigst is de structuur: ik zoek twee of drie elementen die elkaar aanvullen. Ik loop er een dag of twee over te peinzen, daarna schrijf ik het in een ochtend. Soms lukt het niet. Dan zijn de zinnen allemaal wel geslaagd - als een zin niet goed is, kan ik niet verder met de volgende - maar is het geheel toch een boot die er prachtig uitziet, maar zinkt als je hem te water laat. Het is een heel gepiel.’
Je schrijft ritmische, klinkende zinnen. Zo'n alliteratie als in ‘De stad stond er verwilderd en verwaaid bij’, werk je daar bewust aan?
foto: Erwin Olaf
‘Ja, ik spreek alles hardop uit. Maar niet elke zin moet mooi klinken, dan wordt het te veel.’
‘Overal waar ik keek zag ik de kleur van verregende kranten’ - zie je dat ook echt op dat moment?
‘Dat zie ik pas later. Op het moment dat ik de woorden heb gevonden achter de computer, weet ik wat ik heb gezien. Ik vind het moeilijk om onmiddellijk te leven, bij het moment; ik leef vaak pas achteraf en in verhalen. Ik ben bij wijze van spreken pas verliefd als het een verhaal is geworden, als ik kan zeggen: “Stephan, je bent verliefd.” Schrijven is voor mij wraak nemen op de tegenwoordige tijd.’