Afkokers
F. Jansen
Confessioneel
Bisschop Bomers zegt zijn lidmaatschap van het CDA op en motiveert zijn stap in de Volkskrant (6-4-93). Een van de redenen was dat de voorzitter van die partij had gezegd dat het CDA geen christelijke partij was, waarop Lubbers had beweerd dat het CDA juist wel christelijk, maar niet confessioneel zou zijn. Bomers:
Ik heb mij over die uitspraak zeer verbaasd. Dit is namelijk een bewering die volkomen ongerijmd is. Omdat het christendom een van de confessies is (naast andere confessies als jodendom, islam, boeddhisme), moet een christelijke partij volgens een heel eenvoudige maar ijzeren wet van de logica ook een confessionele partij zijn.
Heeft Bomers gelijk? Wel als we de betekenis van confessioneel direct afleiden uit confessie. Maar veel afgeleide woorden krijgen betekenissen erbij die niet direct uit het grondwoord zijn af te leiden. Zo is bakker onmiskenbaar afgeleid van bakken, maar iedereen weet dat we bij de betekenisomschrijving van bakker niet kunnen volstaan met ‘persoon die bakt’, net zo min als schaapachtig ‘als een schaap’ betekent.
Het zou kunnen dat voor het gevoel van Lubbers zoiets met confessioneel gebeurd is. Van Dale geeft voor confessioneel ‘1. een bepaalde geloofsbelijdenis aanhangend: (...) confessionele partij, politieke partij met religieuze uitgangspunten 2. orthodox: de confessionelen (...) in de Nederlands Hervormde kerk zij die sterke nadruk leggen op de binding aan de belijdenis, (pol.) (aanhangers van) de confessionele politieke partijen’.
Bomers heeft gelijk als we alleen de eerste betekenis van confessioneel van toepassing verklaren, en dus houdt zijn redenering steek. Maar als we een woord gebruiken, dringen ook de bijbetekenissen zich op, zoals hier orthodox. En ik kan me voorstellen dat Lubbers dat heeft willen vermijden.