● Een evaluatiemodel
In discussies over tekstkwaliteit kan een evaluatiemodel een geschikt hulpmiddel zijn. Zo'n model bestaat uit een overzichtelijke serie ijkpunten aan de hand waarvan beoordelaars van gedachten kunnen wisselen over de vraag wat er goed en slecht is aan een tekst. Het evaluatiemodel dat gebruikt is in dit onderzoek, bestaat uit drie criteria en zes categorieën, met in totaal drieëndertig ijkpunten.
Eerst de drie criteria. Het eerste en het belangrijkste criterium is het correspondentiecriterium. Een tekst is pas goed wanneer een schrijver aansluiting zoekt bij de lezer, en ervoor zorgt dat de lezer kan afstemmen op wat de schrijver wil zeggen. Een tekst is dus slecht wanneer die alleen maar is aangepast aan de behoeften van de lezer, of alleen maar de doelen van de schrijver ondersteunt. Het gaat erom dat doelen (van de schrijver) en behoeften (van de lezer) op een of andere manier met elkaar corresponderen. Hoofdzaak hierbij is dat de schrijver streeft naar een zo werkbaar mogelijk compromis tussen eigenbelang en het belang van de lezer. Dus bijvoorbeeld geen vaktermen zonder uitleg, maar ook geen uitleg in hurkhouding ‘naar de lezer toe’. (Zie hieronder voor enkele voorbeelden.)
Een evaluatiemodel kan de discussies over tekstkwaliteit aanzienlijk bekorten
Het tweede criterium is het consistentie-criterium. Een tekst is goed wanneer een schrijver consequent doorschrijft volgens eenmaal gemaakte keuzen. De ambtelijke antwoordbrief is niet consistent. Eerst een voorbeeld op het niveau van woordkeuze. Deze brief bevat woorden uit verschillende registers. De taalsfeer is bepaald door onder andere ‘in antwoord op uw schrijven’, ‘schoonmaakbranche’, ‘vorenstaande’ en ‘ter inspectie’. In deze taalsfeer veroorzaakt de formulering ‘mensen die een zaak opzetten’ in regel 23-24 een stijlbreuk. Als de schrijver hier gekozen had voor ‘beginnende ondernemers’ was hij wél in dezelfde taalsfeer gebleven. Een tweede voorbeeld. Ons regelsysteem voor interpunctie kent een aantal vrijheden. Er is geen regel die zegt dat haakjes vergezeld moeten gaan van spaties (na de opening en voor de sluiting). In de laatste zin van de brief gebeurt het de ene keer wel en de andere keer niet. Dan liever beide keren niet. (Dat komt het meest voor.)
Het derde criterium is het meest bekend: het correctheids-criterium. Hiermee wordt bedoeld dat een tekst goed is wanneer een schrijver de algemene regels voor taalgebruik hanteert. Bijvoorbeeld, dat je een brief afsluit met ‘Hoogachtend’, dat je niet zondigt tegen regels voor spelling en interpunctie: de ontbrekende n in inlichtigen (regel 1), twee puntjes in j.l. (regel 5), enz. Ook fouten in zinsbouw en woordkeus vallen in deze categorie, bijvoorbeeld meent in regel 30. Hier had moeten staan denkt, vermoedt of eventueel bang bent.