| |
| |
■ Eufoniemen
Eric M. Moormann - Rome
Naar aanleiding van de aflevering Taalcuriosa over eufoniemen in het januarinummer het volgende. Het woord homofilie is ook een eufoniem. Niek Engelschman, een van de oprichters van het COC, gebruikte het in de jaren vijftig. Hij hoopte daarmee de zijns inziens te zwaar beladen term homoseksualiteit uit te bannen en vooral bij de vijandig gestemde heterowereld een goed beeld te vormen. Heden ten dage wordt het woord eigenlijk vooral in kerkelijke kringen gebruikt; homo's tooien zich er niet graag mee en vinden het te soft. In de plaats ervan is de ‘afko’ homosuelen in zwang geraakt. Ook een eufoniem?
| |
■ Citroëns-AX?
Theo Kalsbeek - Nieuwegein
Volgens de Taaladviesdienst worden afkortingen in het meervoud geschreven met 's. Slechts als de afkorting zelf op een sis-klank eindigt, wordt de uitgang -en. Als voorbeeld van dit laatste geeft de Taaladviesdienst Citroën-AX'en. Volgens mij hoort het meervoud hiervan te zijn Citroëns-AX, net als bijvoorbeeld procureurs-generaal.
| |
Naschrift Taaladviesdienst
Terecht merkt de heer Kalsbeek op dat het voor de hand ligt om aan Citroën - de kern van de naam - de meervoudsuitgang te plakken: Citroëns-AX. Toch is die plaats niet voor elke taalgebruiker vanzelfsprekend: Citroën-AX'en klinkt voor sommigen niet vreemd. Hoe komt dat?
We denken dat we te maken hebben met een grensgeval. In Ford Mustang is eveneens het eerste woord, Ford, de kern. Toch spreken velen eerder van twee Ford Mustangs dan van twee Fords Mustang. Hetzelfde geldt voor de Seat Ibiza: dat wordt Seat Ibiza's. Bij een Volkswagen 1300 komt dat niet in ons op: twee Volkswagen 1300's lijkt uitgesloten. Blijkbaar kunnen we de meervoudsuitgang gemakkelijker helemaal rechts van de samenstelling plaatsen als de nadere bepaling van het kernwoord een woord is. Betreft het cijfers, dan lukt dat niet. Letters als AX staan misschien tussen die twee uitersten in.
| |
■ Afbreekregels
Ir. J.W. Sluiter - Den Haag
Op blz. 7 van het januarinummer wijst een inzender erop dat waar het Duitse woord Entdeckung tussen de c en de k wordt afgebroken, de c volgens de Duitse afbreekregels in een k had moeten worden veranderd. De redactie antwoordt dat zij woorden in een vreemde taal in een overigens Nederlandse tekst afbreekt volgens de Nederlandse regels.
Dit standpunt lijkt me een teken des tijds. Tegenwoordig leveren redacties en auteurs hun manuscripten veelal op diskette bij de drukkerijen af, die deze meestal op een pc met dtp-programmatuur verder verwerken. In deze programmaturen kan aan een bestand meestal maar één afbreekprogramma worden verbonden; bij een Nederlandse tekst dus een Nederlands programma. Woorden in een vreemde taal worden dan op Nederlandse wijze afgebroken.
Klanten die hiermee geen genoegen willen nemen, moeten uitwijken naar een drukker die de beschikking heeft over een groter computersysteem met uitgebreidere programmatuur, waarin men wél aan een woord of een groep van woorden een ander afbreekprogramma dan dat voor de hoofdtekst kan verbinden.
De redactie voegt aan het naschrift nog toe dat zij - om verwarring in de uitspraak te voorkomen - een woord als het Engelse nation niet na nati zal afbreken. Volgens Collins GEM Dictionary of spelling & word division (de niet officiële, maar veelgebruikte Engelse Woordenlijst) mag het woord nation in het Engels helemaal niet worden afgebroken.
Voor wie het helemaal goed wil doen, is er het handige boekje Het zetten van vreemde talen van de Staatsuitgeverij (Sdu).
| |
■ ‘Gewoon’ articuleren?
P.H. de Leeuw - Amsterdam
Het is verbazend dat iemand met een zo onnatuurlijke, theatrale spreektrant als Hans Hogendoorn radio- en televisiesprekers adviseert ‘gewoon’ te articuleren (Onze Taal, decembernummer 1993).
| |
| |
| |
■ Diegene in de statenbijbel
J. Schipper - Coevorden
In het decembernummer van Onze Taal constateert Marlies Philippa op blz. 300 dat vooral tienermeisjes diegene gebruiken als vervanging van een persoonlijk voornaamwoord (‘Ik vind dit een beetje idioot (...) want diegene denkt zeker...’).
Maar heden gewraakte vormen zijn soms ouder dan we denken. Wat lees ik in mijn Statenbijbel? In Lukas 14:32 staat: ‘Anderszins zendt hij gezanten uit, terwijl diegene (bedoeld is: de vijand) nog verre is, en begeert, hetgeen tot vrede dient.’ De taal van dat boek is inmiddels meer dan driehonderdvijftig jaar oud. Het Bijbelgenootschap heeft diegene vervangen door de ander.
| |
■ Peperklip
G.J.J. Greidanus - Eindhoven
Er is geen sprake van een volkse aanduiding (Onze Taal, november 1993) of van twijfel tussen clip of klip (januari 1994): het gebouw in Rotterdam heet DE PEPERKLIP. Dat staat er in grote letters op!
| |
■ Oudere ouwehoeren
Rob Tempelaars - redacteur WNT, Leiden
In het WNT is het vaak lastig zoeken. Dat bewezen Kees van Kooten en Wim de Bie ongewild toen zij in een prachtige sketch over het WNT, uitgezonden op 7 maart 1993, verbijsterd vaststelden dat het woord offerte ontbrak. Voor de heer De Bie, in de rol van heetgebakerde makelaar, was dit destijds zelfs aanleiding zijn exemplaar van het WNT terug te sturen. Ten onrechte, want offerte stáát in het WNT, compleet met citaten en etymologie, zij het op een hoogst onlogische plaats: in een opmerking bij het woord offeren (WNT deel X, kol. 94).
Iets soortgelijks doet zich voor bij het woord ouwehoeren. In Onze Taal van januari, blz. 22, komt Jan Stroop, die ouwehoeren in geen enkel vooroorlogs woordenboek vermeld vond, met de aantrekkelijke veronderstelling dat ouwehoeren teruggaat op het Indonesische (ng)awur en dat dit woord in de volksetymologische vorm ouwehoeren in de jaren 1946-1950 via ex-militairen in het Nederlands terechtkwam. In deel VI van het WNT, dat in 1912 verscheen, staat ouwehoeren echter in kolom 816 opgetekend onder het woord hoer. Materiaal was er kennelijk niet, want WNT-redacteur A. Beets verzon zelf een voorbeeldzinnetje, dat niettemin nogal authentiek aandoet: ‘Leg niet te ouwehoeren’. Het woord zou zich volgens het WNT ontwikkeld hebben uit een vaste verbinding als praten, kletsen als een oude hoer voor ‘vervelend praten, zaniken, zeuren’. Gezien de datering moet dat vooralsnog waarschijnlijker worden geacht dan de suggestie dat Indonesisch (ng)awur aan de basis van het woord zou liggen. Blijkens het WNT werd er al in 1904, het jaar waarin de betreffende WNT-aflevering verscheen, druk geouwehoerd.
| |
■ Ouwehoeren: Europees cultuurgoed
Drs. M.P.C. Labon - indoloog, Groenekan
Ik heb enige bedenkingen ten aanzien van het artikeltje van Jan Stroop in het januarinummer over de herkomst van ouwehoeren. Allereerst een kleine rechtzetting: ngawur is Javaans, in het Indonesisch is het mengawur.
Men moet ‘onze jongens in de Oost’ niet van alles de schuld geven. Awur (= in het wilde weg) in verband te brengen met een - bejaarde - prostituée lijkt trouwens een beetje op de klassieke volksetymologie van ‘Adam is eigenlijk Aardman’.
Ouwe hoer en ouwehoeren waren allang vóór de Tweede Wereldoorlog gemeengoed in het minder gepolijste taalgebruik. Ikzelf herinner me dat ik, in het schooljaar 1935-1936, op de Statenlaan in Den Haag, een vrindje de woorden ‘Getverdemme ouwe hoer!’ toevoegde. Hij op zijn beurt coupeerde namelijk mij op mijn fiets, een geliefd spelletje onder de schooljeugd dier dagen. Dat dit mij zo is bijgebleven, komt doordat - toen ik deze woordjes uitriep - een paar meisjes van het gym ons, onder zeer luid gegiechel, passeerden. Onder wie een der aardigste, en men mag het geloven of niet: deze ongepolijste uitroep van mij bewerkstelligde een nader contact, dat vijf volle maanden ‘aan’ bleef. Dat vergeet je niet, zelfs niet na bijna zestig jaar.
Daar komt dan nog bij dat het woordje awur bepaald niet hoog op de frequentielijst kan staan. Zelfs de door mij geraadpleegde oud-kolonialen kenden het woord niet. Laat staan dus de zo uit de klei getrokken Hollandse miliciens die naar Indonesië werden gestuurd. Nee, nee, waarde Stroop, ‘onze jongens’ ouwehoerden al lang en breed op de Zuiderkruis nog voordat ze ook maar aan Indonesië hadden geróken.
| |
■ Awhore: Maastrichts
Mr. H.W.M. Op den Camp - Geleen
Dat het woord ouwehoeren ontstaan zou zijn uit het Indonesische woord (ng)awur lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. Mijns inziens is ouwehoeren afkomstig uit het Maastrichts, dat dit woord al eeuwenlang kent. Zo ben ik het woord Auwhoer in de betekenis ‘kletskous’ onder andere tegengekomen in ‘Het Sermoen’, een geschrift in het Maastrichts uit 1729: ‘(...) dat soe gauw se op het ierste blaad van de Diksenarium in de A gelaisen hebbe, Almenac, Abschbatsch, Appelteef, Auwhoer, dan wytense al genoeg.’ In het Maastrichtse woordenboek van dr. Endepols staat de volgende omschrijving: ‘awhore, awmemme, gwl. in de infinitief: dao ligke ze weer te -; sjeij oet mèt dat - = dazen, zaniken, wauwelen’. In dit verband merk ik op dat aw ‘oud’ en hoor ‘hoer’ betekent, terwijl mem een enigszins platte uitdrukking voor ‘moeder’ is.
Ook vóór de oorlog was het werkwoord awhore in Maastricht een veelgebruikt woord, terwijl men toen in de rest van Limburg meer het woord awmemme gebruikte. Tegenwoordig is awhore in het zuiden van Limburg even gewoon als awmemme.
In de jaren zestig kwamen veel ‘Hollanders’ in Maastricht de carnavalsdagen doorbrengen. Vooral in die dagen doet Maastricht vrijwel niets anders dan awhore. Stellig hebben toen vele noorderlingen het woord meegenomen tot boven de rivieren.
| |
■ Ouwehoeren in Van Dale
Mr. H. Taudin Chabot - Den Haag
In mijn Van Dale (6de uitgave, 1924) komt het volgende lemma voor: ‘hoer, v. (-en), 1. lichtekooi, veile deern, vrouw die zich voor geld aan mannen overgeeft; (...) - (plat) je kletst als eene
| |
| |
ouwe hoer, je zeurt, zanikt verschrikkelijk.’
Het lijkt me daarom overbodig de Indonesische omweg te zoeken.
| |
■ Ouwe hoer in lijmen
mr. C.A. Geurs - Arnhem
Ouwehoeren mag dan misschien niet in de - preutsere - vooroorlogse woordenboeken voorkomen, een van onze grootste schrijvers geneerde zich niet het in die tijd al te gebruiken. Willem Elsschot laat in Lijmen de bazin van een liftfabriekje vertellen wat een van haar arbeiders haar na een boetepredikatie toeriep (Verzameld Werk, uitgave 1957, blz. 319): ‘“Welnu dan, ouwe hoer, mijnheer”, zei 't mens, een kleur krijgend en toch niet zonder coquetterie.’
Elsschot schreef Lijmen in 1923.
| |
Naschrift Jan Stroop
Ouwehoeren.
Dat was het wel wat ik deed in het januarinummer van Onze Taal, toen het ging om ouderdom en herkomst van dit veelgebruikte woord. Anders gezegd: ik lulde uit mijn nek. Gevolg was dan ook een stortvloed van reacties, die allemaal betoogden en ook aantoonden: ouwehoeren is veel ouder dan Jan Stroop beweert.
Er waren lezers die zich herinnerden dat ze het al in de tijd van de Eerste Wereldoorlog hoorden gebruiken. Ik zat er dus behoorlijk naast. Gelukkig is er een redacteur van het WNT, de heer R. Tempelaars, die laat zien waardoor ik ouwehoeren niet gevonden heb: het staat onder het lemma hoer en daar zocht ik juist niet, gepreoccupeerd als ik was door de nieuwe etymologie die me was voorgesteld en die me zo plausibel voorkwam.
Het lemma uit het WNT is uit 1904 en dat leek de oudste vermelding, maar een nog oudere vindplaats heb ik zelf op aanraden van een collega, Maarten van den Toorn, gezocht en gevonden, in Kamertjeszonde (1896) van Herman Heyermans (blz. 48.): ‘“Als je nog langer ouwehoert, ga 'k er vandoor!”, dreigt ze.’ En de heer Op den Camp wees ons op een nog oudere vindplaats, in het Maastrichts uit 1729.
Nu de herkomst en de etymologie van ouw(e)hoeren. Nog steeds geloof ik niet zo erg in de verklaring ‘kletsen als een oude hoer’. Ik voel me enigszins gesterkt in mijn ongeloof door een opvallende mededeling van de heer A.A. de Boer uit Bergen. Hij schrijft dat hem de relatie met het Maleise awur interessant voorkomt, omdat in de stad Deventer - waar hij zijn jeugd doorbracht - al veel eerder een synoniem van ouwehoeren werd gebruikt, namelijk aöeren. In die stad studeerden veel nakomelingen van Nederlandse vaders en Nederlands-Indische moeders aan de Middelbare Koloniale Landbouwschool om zich voor te bereiden op een baan in de ‘Indische cultures’. ‘Na mijn verhuizing in 1945 maakte ik kennis met het woord ouwehoeren en ik heb sindsdien aöeren altijd als een verbastering daarvan beschouwd. Nu geloof ik dat het omgekeerd is’, aldus De Boer.
Jammer dat de waarheid in dit geval niet in het midden kan liggen; voorlopig laat ik de lezer de keuze uit de twee opties.
| |
■ Gs kiest of kiezen?
Jo Wasserman - Vlodrop-Roerdalen
Hiermee reageer ik op het advies in Vraag & antwoord (januarinummer) over de kwestie ‘De NS heeft of hebben?’ Uw onderbouwing om in de aangehaalde gevallen de enkelvoudsvorm te gebruiken in plaats van de meervoudsvorm is mij uit het hart gegrepen. Jammergenoeg zijn er nog steeds kranten en tijdschriften die voor het meervoud kiezen, bijvoorbeeld op advies van het Stijlboek van de Volkskrant. Mijns inziens betreft het heel duidelijk enkelvoudige instituties.
Met één voorbeeld gaat u echter in de fout: ‘Gedeputeerde Staten heeft de Eerste-Kamerleden gekozen’. Hier móet de meervoudsvorm worden gebruikt, omdat de Eerste Kamer niet wordt gekozen door één college van Gedeputeerde Staten (een bestuursorgaan) maar door alle twaalf de colleges. Tegenover ‘GS neemt een advies betreffende vuilverbrandingsinstallaties over’ staat dus ‘GS kiezen leden van de Eerste Kamer’.
| |
■ Ns heeft of hebben: een chaos?
Romke E. Egbers - Meppel
In het januarinummer zegt de Taaladviesdienst op blz. 9 dat uit een knipsel behoefte blijkt aan advies over de grammaticale persoon van (oorspronkelijk) meervoudige naamvormen. Om te beginnen: die behoefte blijkt helemaal niet uit het knipsel. Er kan alleen geconstateerd worden dat de auteur de NS/Nederlandse Spoorwegen soms een meervoudsvorm, soms een enkelvoudsvorm toekent. Volgens de TAD dient die zogenaamde chaos te worden veroordeeld.
Mij als ‘native speaker’ - en dus als de ultieme rechter inzake grammaticaliteit - stoort een dergelijke variatie echter in het geheel niet. Enkel de schoolmeesters van Onze Taal/de Taaladviesdienst kunnen niet tegen een ogenschijnlijk afwijken van een ijzerenheinige uniformiteit.
Het begrip ‘Nederlandse Spoorwegen’ is inherent meertallig. Voor mijn taalintuïtie is De Nederlandse Spoorwegen heeft dan ook ongrammaticaal en De NS heeft twijfelachtig. In mijn ogen propageert de TAD dus ongrammaticale vormen. Of twijfelt zij soms aan de taalintuïtie van de native speaker?
Het voorbeeld van DAF is niet van toepassing: (vrijwel) niemand weet dat DAF voluit een meervoud is. Bij NS en VS is in veel gevallen het meervoud nog voelbaar.
Maar goed: ik ben niet allergisch voor niet-ongrammaticale variatie die het begrip niet stoort.
| |
Naschrift Taaladviesdienst
In de rubriek Vraag en antwoord beantwoordt de Taaladviesdienst zo zorgvuldig mogelijk de taalvragen van lezers. Niet zelden betreft het kwesties waarover de meningen sterk verdeeld zijn. Dat geldt ook voor de NS-vraag. Het knipsel illustreerde waarom het genootschap per jaar tientallen vragen over de NS heeft/hebben ontvangt: de - soms volkomen willekeurige - wisseling van enkelvoud en meervoud stoort velen. Blijkbaar verschillen de intuïties van de taalgebruiker op dit punt en zijn namen als deze niet voor iedereen ‘inherent meertallig’.
Ter beantwoording van vragen waarop geen eensluidend antwoord mogelijk is, kan de taaladviseur maar één ding doen: de verschillende opvattingen nog eens op een rijtje zetten, en zelf een standpunt innemen: als een antwoord op een levende vraag, en dus níet als een voorschrift van een ‘schoolmeester’ die niet ‘kan afwijken van een ijzerenheinige uniformiteit’; als service aan de vraagsteller, die op grond van de uiteenzetting ver- | |
| |
volgens zijn eígen standpunt kan bepalen.
Voor wie de variatie in het geheel niet stoort, is de vraag, en dus ook het antwoord, niet relevant.
| |
■ Ångström
Wim van der Meer - Castricum
Volgens Marianne Overspel (blz. 18 van het januarinummer) moet het woord ångström uitgesproken worden als [eng-streum]. Dit woord is afgeleid van een Zweedse naam. In Scandinavische talen wordt de letter å uitgesproken als de oo in rood, maar zeker niet als een e. Bovendien wordt de ö van ångström kort uitgesproken, dus niet als de eu van deuk maar als de u in put of löss.
Het lijkt me in elk geval beter om in de uitspraaknotatie geen woorden te gebruiken uit talen waarin de klinkers anders worden uitgesproken dan in het Nederlands.
| |
Naschrift redactie
Op de uitspraaknotatie van ångström als [eng-streum] ontvingen we een groot aantal reacties, veelal van technici en scandinavisten. Ook uitspraakwoordenboeken leren ons dat we over [ongstreum] moeten spreken. Toch kunnen wij ons moeilijk aan de indruk onttrekken dat de Nederlandse ‘lekenuitspraak’ die met een e is.
De redactie ontving nog vele andere reacties op deze aflevering over de samenstelling van het nieuwe Groene Boekje. In het meinummer zal Marianne Overspel hierop terugkomen.
|
|