Het nieuwe chic
C. Kostelijk - Heiloo
Raadpleegt men de Nederlandse etymologische woordenboeken inzake het woord chic dan zijn er weinig verschillende verklaringen. Het is op het eind van de eerste helft van de 19de eeuw in de betekenis ‘modieuze verfijning’ aan het Frans ontleend, waarbij men het woord afleidt van het Mhd. schick ‘orde, gepastheid, handigheid’ (vergelijk het Middelnederlandse geschict).
In geen van de woordenboeken treft men evenwel iets aan over de tweede jeugd van chic in de jaren twintig van deze eeuw, toen het woord door het Engels werd beïnvloed. In Art deco-prentkunst van Julian Robinson (1989) leest men (op blz. 171) het volgende:
‘Ook de taal onderging een drastische verandering in de jaren 1928 en 1929. Het woord chic bijvoorbeeld werd te pas en te onpas gebruikt in de conversatie en dook voortdurend op in allerlei publikaties. De term was voortgekomen uit het moderne Hollywood-jargon en verwees naar Rudolf Valentino in diens beroemde rol van de Sheik (de uitspraak van sheik in het Engels klinkt hetzelfde als chic in het Frans). Alles wat deed denken aan het lef en de charme van “Rudi” ging men chic noemen. In 1928 was het een ingeburgerd modewoord geworden; iemand die de term niet bezigde, was heel on-chic. Tekstschrijvers begonnen de suggestiviteit van het woord uit te buiten. Het werd gebruikt om van alles en nog wat aan te prijzen, van de nieuwe hemdbroekjes tot aan dure limousines, en langzamerhand kreeg chic de betekenis die de gebruikers voor ogen stond: stijlvol en een beetje extravagant, gewaagd elegant.’