| |
| |
| |
Medeklinkerverdubbeling
Over slimmeriken, Dokkumers, Hilversummers, dreumesen en kwiebussen
J. Posthumus - Roden
Tegenwoordig vinden we op de achterkant van Onze Taal altijd een paar voorbeelden afgedrukt van wat de redactie kennelijk ziet als foutief of als komisch Nederlands. Daar ze zonder toelichtend commentaar worden gepresenteerd, is het aan de lezer om de clou van het citaat te ontdekken. Ik moet bekennen dat me dat - kennelijk vanwege een afwijkend normbesef - wel eens moeite kost. Zo duurde het even voordat ik doorhad dat de naar mijn idee volstrekt logische spelling slimmerikken, vorig jaar aan de kaak gesteld op de achterkant van het oktobernummer, volgens het Groene Boekje slimmeriken diende te zijn. Niet te beroerd om mijzelf bij te scholen, ging ik op zoek naar de motivering die voor deze laatste spelling wordt gegeven.
| |
● Toch slimmerikken
Tot mijn verbazing bleek het Groene Boekje zelf, in de tien pagina's waarin ‘De Beginselen van de Nederlandse Spelling’ worden uiteengezet, geen enkele verklaring te bieden waarom we monniken, leeuweriken en dommeriken anders dienen te spellen dan bijvoorbeeld slikken of stikken. Elders komen we gelukkig aan de weet dat er een regel bestaat die verdubbeling van medeklinkers verbiedt na de zogenoemde sjwa, de meestal als e gespelde ‘kleurloze’ klinker die we vinden in de onbeklemtoonde lettergrepen van woorden als regenen en verdelen. Zo schrijven we dus enkele, niet enkelle, stiekeme, niet stiekemme. Hetzelfde geldt wanneer de sjwa als i gespeld wordt, zoals in aardige, of als ij, zoals in vrolijke. Ook een meervoud als monniken wordt zo begrijpelijk. De vraag die nu rijst, is of het gewettigd is deze regel ook te laten gelden voor slimmeriken en overeenkomstige gevallen. Wat hiertegen pleit is dat in de voorlaatste lettergreep van zulke woorden geen sjwa wordt uitgesproken, maar een gewone i-klank. Dit betekent dat de sjwa-regel hier niet van toepassing kan zijn en dat derhalve de k verdubbeld zou moeten worden. Slimmerikken is dus goed, slimmeriken fout.
| |
● Altijd -issen
Als we verder licht willen werpen op deze spellingkwestie, en op het al dan niet voorkomen van een sjwa in bepaalde lettergrepen, dan kunnen we het best even een uitstapje maken naar het gebied van de meervouden van woorden die eindigen op -is. Dat levert namelijk leerzaam vergelijkingsmateriaal op. Allereerst valt op dat deze meervouden, anders dan die van woorden op -ik, geen spellingprobleem opleveren. Dat komt doordat een aparte spellingregel hier alle onzekerheid heeft weten uit te bannen. Dat er wel een probleem viel op te lossen, kunnen we opmaken uit de verwoording van de regel op blz. XLIV van het Groene Boekje. Daar staat te lezen: ‘Verdubbeling van s vindt ook plaats in woorden op -is en -nis, waarin (althans door velen) eerder een sjwa dan een gedekte klinker wordt gesproken.’ Dit wordt dan geïllustreerd met de voorbeelden notarissen en vonnissen, die ondanks hun mogelijke sjwa evengoed met dubbele s dienen te worden gespeld als de woorden gebeurtenissen en geschiedenissen, waarin de i geacht wordt zijn normale klank te behouden en verdubbeling derhalve rechtmatig plaatsvindt.
Merk op dat hier een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds woorden waarin de i vast aanwezig is, en anderzijds woorden waarin de sjwa kán optreden. Hoewel dit verschijnsel niet nader wordt toegelicht, is het niet moeilijk de systematiek erachter te ontdekken. Het al dan niet onaangetast blijven van de i heeft duidelijk te maken met de positie van de lettergreep in kwestie ten opzichte van het hoofdaccent. Een lettergreep die direct na de klemtoon komt, heeft een zwak accent, terwijl de lettergreep die een plaats verder weg staat weer een sterker accent heeft, of ‘den halven klemtoon’, zoals De Vries en Te Winkel bij de vaststelling van de spelling voor deze woorden opmerkten in hun Woordenlijst voor de Spelling der Nederlandsche Taal (1865).
| |
| |
| |
● Inconsequentie
Wie het bovenstaande niet zomaar voetstoots wil aannemen, kan het best bij zichzelf nagaan of hij een verschil maakt en hoort in de uitspraak van de op een na laatste lettergreep van de meervouden kennissen en gebeurtenissen. (Denk erom dat het gaat om de spelling van de meervoudsvorm; het is daarom onjuist de uitspraak van het enkelvoud als uitgangspunt te nemen, zoals bij de regel van het Groene Boekje het geval lijkt te zijn.) Wie dat per se wil, kan natuurlijk in beide lettergrepen een i laten horen, maar zal toch hopelijk ook willen toegeven dat in het eerste meervoud een sjwa heel normaal is, terwijl dit niet geldt voor het tweede.
We keren nu weer terug naar de meervouden van de woorden die eindigen op -ik. Dat daar precies dezelfde tweedeling bestaat, schijnt vreemd genoeg niet te worden beseft. In meervouden als monniken en perziken, qua klankpatroon geheel vergelijkbaar met vonnissen en kennissen, treedt gemakkelijk een sjwa op. In meervouden als leeuwerik(k)en en slimmerik(k)en, precies vergelijkbaar met ergernissen en gebeurtenissen, blijft de i echter aanwezig. Omdat, anders dan voor de s, geen gelijkschakelingsregel is afgekondigd, zouden we dus moeten differentiëren in de spelling, en enerzijds monniken, anderzijds slimmerikken moeten schrijven. Als ons niettemin wordt voorgeschreven slimmeriken met één k te spellen, dan wordt van ons gevraagd de regel van de niet-verdubbeling van medeklinkers toe te passen, ook als er geen sjwa aanwezig is.
In precies vergelijkbare omstandigheden blijken we dus te moeten werken met twee tegengestelde regels: altijd verdubbelen bij woorden op -is, nooit verdubbelen bij woorden op (relatief) onbeklemtoond -ik. Een aanvechtbare uitzondering op deze laatste regel is het meervoud hospikken, aldus gespeld in Van Dale en de Herziene Woordenlijst. (Misschien worden we geacht de lettergreep -pik hier op te vatten in de zin van ‘vent’, met meervoud pikken, zoals ook in corpspikken en showpikken. Maar omdat de lettergreep hos geen zelfstandige betekenis heeft, is hospik geen echte samenstelling met een dubbele klemtoon, en is een meervoud hospikken allerminst vanzelfsprekend.)
| |
● -Em(m)ers en -um(m)ers
Een derde praktijkregel: soms wel, soms niet verdubbelen, blijkt dan vervolgens nog van kracht bij de spelling Mokumer en Dokkumer tegenover Blaricummer en Hilversummer. Ook hier hebben we te maken met dezelfde niet-verdubbelingsregel na sjwa. Hoewel het onderscheid tussen een sjwa en een niet sterk beklemtoonde u nogal schimmig is, kan men misschien toch wel enig verschil horen tussen de uitspraak van de voorlaatste lettergreep van Dokkumer en Hilversummer. (We moeten deze proef ook hier weer uitvoeren met de lange vorm, niet met de plaatsnaam zelf.) In het eerste woord is een sjwa normaal, in het tweede kunnen we in verband met het ritmisch accent op -sum een vollere klank horen. Ook zonder orentest is de regel echter gemakkelijk te hanteren in de volgende vorm: de m wordt niet verdubbeld in een lettergreep onmiddellijk na de klemtoon, wel verdubbeld in een lettergreep die een plaats verder van de klemtoon af ligt.
Dit principe zou ook het verschil in spelling kunnen verklaren tussen Lochemer en Doetinchemmer, aangenomen dat deze woorden, ondanks de andere spelling, rijmen op Dokkumer en Hilversummer. Met andere woordvormen met de letter e in de voorlaatste lettergreep hebben we doorgaans geen moeite. Het duidelijke uitspraakverschil tussen de volle klank en de sjwa wijst ons de weg: notabelen met enkele 1 staat tegenover lellebellen, waarin de dubbele 1 nodig is. Een kleine moeilijkheid leveren misschien Arnhemmer en Haarlemmer, omdat daar in bepaalde gevallen een sjwa mogelijk is: denk bijvoorbeeld aan Haarlemmer olie. Maar men kan niettemin staande houden dat de volle vorm de normale is. Een nogal vervelende uitzondering vormt de verledentijdsvorm van werkwoorden als cricketen en marketen. Daar wordt na een onmiskenbare sjwa toch crickette voorgeschreven, wat een verkeerde klinkerwaarde suggereert. (Vergelijk woorden als diskette en operette.) Maar deze verdubbeling is natuurlijk de enige manier om visueel onderscheid te maken tussen tegenwoordige en verleden tijd, zoals in ‘Zij cricketen/cricketten de hele dag’.
| |
● Schoonheidsfout
Het bestaan van drie verschillende beregelingen op drie goed vergelijkbare gebieden moet op zijn minst als een ernstige schoonheidsfout van ons spellingsysteem worden aangemerkt. Het is jammer dat De Vries en Te Winkel de specifieke verdubbelingsregel destijds niet hebben afgekondigd voor alle drie gebieden. Als we kennissen mogen schrijven, waarom dan ook niet perzikken en Dokkummer? Laatstgenoemde spellingen, die vroeger kennelijk wel voorkwamen, werden door De Vries en Te Winkel echter expliciet ontraden, en zelfs ‘nadeelig voor de uitspraak’ geacht. Met dit laatste zal het overigens wel meevallen. Wat de twee taalgeleerden duidelijk beoogden, was de zo algemeen mogelijke toepassing van de sjwa-regel: wandelen en zondigen met enkele l en g, en daarom ook een enkele medeklinker in perziken en Dokkumer. Maar waarom werd dan een uitzondering gemaakt voor woorden eindigend op s?
Prof. Damsteegt veronderstelde dat dit samenhing met een verandering in de uitspraak van woorden als vonnissen en notarissen, die nu normaliter een sjwa hebben, maar vroeger misschien niet. ‘Blijkbaar hoorden de grondleggers van onze spelling in die woorden een i’, zo zegt hij in een artikel in Taal en Tongval (1971, blz. 85). Deze veronderstelling wordt weerlegd door de woorden van De Vries en Te Winkel zelf, die
| |
| |
we kunnen naslaan in de Woordenlijst voor de Spelling der Nederlandsche Taal, ‘Over de Spelling’, § 18 (ik citeer uit de 2de druk, 1872). Na hun pleidooi voor het schrijven met enkele medeklinker van woorden als perziken en Dokkumer gaan ze als volgt verder:
‘Alleen op twee woorden is deze regel niet toepasselijk, t.w. op kennissen en vonnissen, die algemeen met ss geschreven worden, naar analogie van geheimenissen, getuigenissen enz., waarin de lettergreep nis niet toonloos is, maar den halven klemtoon heeft. Ook in het meervoud der woorden, uitgaande op -aris (Lat. -arius) wordt de s verdubbeld: archivarissen, commissarissen, notarissen enz.’
De woorden ‘naar analogie van’ geven duidelijk aan dat De Vries en Te Winkel welbewust twee afwijkende gevallen in de pas lieten lopen met de rest, waar de verdubbeling van de s legitiem plaatsvond, waarna toen het hek eenmaal van de dam was ook nog eens alle woorden op -aris werden meegenomen. Nu we sinds 1969 beschikken over Nieuwborgs Retrograde Woordenboek, kunnen we ook constateren dat het achteraf om veel meer dan twee woorden van het type kennis gaat: er bestaan nog zeker zo'n twintig andere woorden op -is, bijna allemaal van Grieks-Latijnse afkomst, die onder de regel vallen. Denk aan irissen, polissen, crisissen en ook smerissen.
| |
● Invloed van willekeur
Aandachtige lezing van de bewuste paragraaf brengt ook de werkelijke reden aan het licht voor de gemaakte uitzondering voor de woorden eindigend op -s. Het hoofddoel van De Vries en Te Winkel was om aan de hand van goed uitgedachte spellingprincipes orde te scheppen in een nogal ongeregelde situatie. Ze hanteerden daarbij het praktische uitgangspunt dat telkens uitgemaakt moest worden welke van twee voorkomende spellingen aanbeveling verdiende. Bij woorden als perzik(k)en en Dokkum(m)er, waar ‘niet eenparig’ werd gehandeld, moest daarom een regel worden gesteld. Bij kennissen en vonnissen, ‘die algemeen met ss geschreven worden’ en waar dus geen discrepanties optraden, sanctioneerden zij echter de heersende praktijk.
Woorden als vonnis en Dokkum kunnen met de volle klinker worden uitgesproken zonder dat dit vreemd gaat klinken, en in perzik is de i zelfs normaal. Pas in het ritmische patroon van de afgeleide vormen vonnissen, Dokkumer en perziken - en op grond van de daar geldende uitspraak moeten we natuurlijk onze beslissing nemen over de juiste spelling - zijn de optimale voorwaarden aanwezig voor klinkerverzwakking, die kan uitmonden in het optreden van de sjwa. Dat beslissingen op dit terrein niet vrij zijn van willekeur, bewijst de voorgeschreven spelling hospikken. Evenmin overtuigend is de voorgeschreven spelling van het werkwoord batikken. Zinnetjes als ‘De hospikken aten perziken’ en ‘Kunnen monniken batikken?’ zijn misschien leuk voor dictee-freaks, maar men kan moeilijk volhouden dat er bij de keuze tussen k en kk sprake is van een evident verschil in de aard van de voorafgaande klinker.
Er zijn op dit terrein nog meer vreemde dingen op te merken. We vinden een enkele s in dreumesen, lobbesen, luiwammesen, etc. Dit vanwege het onloochenbare feit dat de letter e daar een sjwa weergeeft. Een sjwa komt normaliter ook voor in meervouden als kwibussen, krokussen, circussen en nog zo'n twintig woorden waarvan het enkelvoud op -us eindigt. Niettemin moet de s daar worden verdubbeld. Dit is des te vreemder als we bedenken dat er slechts één m mocht worden geschreven in Mokumer, Dokkumer, etc. Er bestaat dus kennelijk ook nog een verborgen regel die luidt: in het meervoud van woorden uitgaand op -us wordt de s altijd verdubbeld.
•
Zinnen als ‘De hospikken aten perziken’ en ‘Kunnen monniken batikken?’ zijn slechts leuk voor dictee-freaks
•
| |
● Voorschriften op een rij
Na dit alles kunnen we slechts concluderen dat de sjwa-regel met de nodige willekeur wordt toegepast. De chaos kan alleen worden bestreden door voor alle meervouden en afleidingen van plaatsnamen waarvoor uitgemaakt moet worden of de i of u al dan niet een sjwa weergeeft, verdubbeling van de medeklinker voor te schrijven. De Vries en Te Winkel zetten hier destijds al een eerste stap.
Zolang een dergelijke regeling niet van kracht is, moeten we leven met de volgende nogal willekeurige voorschriften (bij voorkeur zonder verwijzing naar een slechts verwarring zaaiende sjwa-regel):
1 In meervouden van woorden op -is, -nis en -us wordt de s altijd verdubbeld.
2 In afleidingen gevormd met het achtervoegsel -er van plaatsnamen uitgaande op -um wordt de m niet verdubbeld als de lettergreep in kwestie onmiddellijk na de hoofdklemtoon komt (Dokkumer), wel verdubbeld als hij een plaats verderaf staat (Hilversummer).
3 Bij woorden uitgaand op niet volbeklemtoond -ik wordt de k nooit verdubbeld. Deze laatste regel levert helaas de onverdedigbare spelling slimmeriken op.
‘Geef je verstand eens voorrang!’, werd ons gezegd bij de verkeersregelspotjes op tv. Zou dit niet ook moeten gelden voor de meervoudsspelling van woorden als dommerik, slechterik, viezerik, zwezerik? Als we nu eens allemaal rechtsaf door rood gingen en consequent slimmerikken zouden spellen, zou dat misschien deze misstand uit de weg kunnen ruimen?
|
|