■ Sub-alinea's als stijlfiguur
Jac Aarts - redacteur/tekstschrijver, Maastricht
In het septembernummer van Onze Taal schrijft J.P.C. Kleijnen uit Tilburg over tekstverwerken en alinea's. Hij heeft gesignaleerd dat in nota's e.d. tegenwoordig bijna elke zin begint op een nieuwe regel; de gebruiker van een tekstverwerker zou het einde van een zin ‘vieren’ door het indrukken van de return-toets.
Bij teksten van gevorderde schrijvers is een andere verklaring mogelijk: de subalinea - een kleine alinea die uit één zin bestaat - als een soort stijlfiguur. Deze zin dient bij voorkeur op één regel afgedrukt te worden: het effect is zeker ook visueel. Deze stijlfiguur komt niet alleen in zakelijk proza voor, maar ook - en misschien nog vaker - in literair taalgebruik. Ik geef twee voorbeelden uit het veelgelezen De Wetten van Connie Palmen.
Op blz. 10 heeft de ik-figuur, werkzaam in een antiquariaat, ineens het gevoel dat ze onaangenaam bekeken wordt door een klant. Om de stijlfiguur duidelijk te laten uitkomen, citeer ik de hele passage, dus ook het voorgaande en het erop volgende.
‘Het was een warme dag, het rek met kranten stond buiten en de deur stond open. Iemand was onhoorbaar binnengekomen, een kleine, gedrongen man met een volle baard en zo'n halve bril. Het ergerde mij dat ik niet wist of hij al een tijd zo naar mij had staan kijken, met een scheef hoofd en met een peilende blik over de randen van de glazen turend, waardoor er zo akelig veel oogwit te zien is van iemand zijn oogbol.
Ik hoef niet zoveel oogwit te zien van iemand zijn oogbol.
Uit de omvang van mijn wrevel maakte ik voor het eerst die dag op dat ik een slecht humeur had en liever niemand wou zien. Rust aan mijn kop, kaken op elkaar, zwijgen.’
Om het effect ervan goed te kunnen beoordelen, zou u het boek er moeten bijnemen: het zinnetje over de oogbol staat op één regel en komt alleen zo tot zijn recht. Deze stijlfiguur komt diverse malen voor. Meestal enkelvoudig (dus één alinea, bestaande uit één zinnetje), soms zelfs drievoudig. Zo lezen we op blz. 40:
‘Ik heb alleen mooie pennen.
Ik leen mijn pennen niet graag uit.
Ik kan pas liegen als ik mij er dagen van tevoren op voorbereid heb.’
Hier is natuurlijk geen sprake van een onhandigheid of een fout. Het is een opmerkelijke manier van formuleren. Heel effectief, vooral als men er spaarzaam mee omgaat. In nota's e.d. kan men er extra nadruk mee bereiken en in literaire taal is het effect ervan meestal een soort plaagstootje: iets wat men nog even gezegd wil hebben, iets wat men even kwijt wil.