● Opmars van varianten
Bij afscheidsgroeten gaan de veranderingen sneller en is de variatie groter. Groetwoorden als tabee (uit het Maleis), saluutjes (vervorming van saluut) en ajuus (verbastering van adieu) doen verouderd en gewestelijk aan. De Brabanders zeggen houdoe, dat zoveel betekent als ‘houdt u (goed)’ en dat overeenkomt met het Twentse holdoe. De Noordlimburgse pendant (met een uitbreiding tot de streek rond Nijmegen) is ‘haje’, dat zowel een verkorting kan zijn van hou je goed als van hou je taai of haaks. Een paar jaar geleden had ik de indruk dat het Brabantse houdoe bezig was met een opmars boven de grote rivieren. Steeds meer niet-Brabanders tot in Utrecht en Amsterdam toe begonnen houdoe te gebruiken. Maar de laatste tijd hoor ik het alleen nog maar in Brabant of door Brabanders zelf, al schijnen jongeren ook elders het nog te zeggen (Hoppenbrouwers, Jongerentaal, 1991, blz. 43).
Evenals houdoe is doeg - een verbastering van dag - van oorsprong een dialectwoord. Het is Zaans. Op het eind van de 19de eeuw was doeg in de Zaanstreek heel gewoon, bij mannen, vrouwen en kinderen. In Koog zei men doeg, in Westzaan dug. Maar ook in West-Friesland is het al lang bekend. Zo hoorde ik van een 92-jarige Westfriese man dat het zeker tachtig jaar geleden door vrouwen gebruikt werd. Het was geen mannenwoord. Tot zijn verbazing zei hij het zelf nu wel. Volgens een wat jongere Westfriese vrouw was doeg vijftig jaar geleden heel normaal. Het was haar niet bekend dat het een vrouwenwoord zou zijn.