● Inbedding
Hoewel het linkerlid van een samenstelling vaak ook een woord is, hóeft dat niet het geval te zijn. Zo vinden we onder andere de volgende samenstellingen met het woord huis als hoofd:
1 weeshuis, zeehondenhuis, oudemannenhuis, blijf-van-mijn-lijf-huis
In weeshuis en zeehondenhuis is het linkerlid eveneens een woord, maar in oudemannenhuis is het een zelfstandig-naamwoordgroep, oude mannen, wat blijkt uit de vervoeging van het bijvoeglijk naamwoord oude met -e. Bovendien valt het accent binnen het gedeelte oudemannen op mannen, en niet op oude, zoals het geval zou moeten zijn als oudemannen als samenstelling wordt geïnterpreteerd. In het laatste voorbeeld van 1 vinden we zelfs een hele (gebiedende) zin (blijf van mijn lijf) als linkerlid.
Het linkerlid kan ook een combinatie van woorden zijn die op zichzelf geen woordgroep is, zoals tweepersoon in tweepersoonskamer. Tweepersoon is geen woordgroep, omdat persoon in de enkelvoudsvorm staat (vergelijk meerpartijenstelsel, waar wel een meervoudsvorm partijen wordt gebruikt).
Een belangrijk kenmerk van samenstellingen van het type zelfstandig naamwoord + zelfstandig naamwoord is dat ieder woord op zichzelf weer een samenstelling kan zijn. Dit verschijnsel wordt recursiviteit genoemd. Een illustratie daarvan is 2, waarbij de haakjes de interne bouw (de inbedding van woorden in andere woorden) aangeven:
2 [[[[[milieu][effect]][rapportage]][commissie]][bijeenkomst]]
Het taalsysteem (het geheel aan taalregels) legt geen beperking op aan de mate van recursiviteit van samenstellingen die een zelfstandig naamwoord vormen, maar te complexe samenstellingen worden al gauw lastig om te interpreteren: dat geldt met name bij inbeddingen van de 4de graad en hoger:
3 1ste graad: milieueffect
2de graad: milieueffectrapportage
3de graad: milieueffectrapportagecommissie
4de graad: milieueffectrapportagecommissiebijeenkomst
Wat de aanvaardbaarheid van een samenstelling bepaalt, is dus niet zozeer de lengte in termen van aantallen lettergrepen, als wel de mate van inbedding. Zo is mi-lieu-ef-fect-rap-por-ta-ge gemakkelijker te begrijpen dan bad-hand-doe-ken-rek-schroef-jesdoos, ondanks het gelijke aantal lettergrepen, omdat het tweede woord een grotere mate van inbedding vertoont. Het is een bekend gegeven uit de taalpsychologie dat recursieve inbedding de taalgebruiker al gauw voor problemen stelt.