Onze Taal. Jaargang 61
(1992)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
Taalnormen onder de loepPaula van der Kolk - UtrechtIk wort ziek. ‘Fout!’ roept Nederland. ‘Wat maakt het uit?’, zegt een enkeling, ‘of er nou word of wort staat, we snappen toch waar het om gaat?’ Blijkbaar kan men een taaluiting beoordelen aan de hand van verschillende maatstaven en kunnen die maatstaven met elkaar in tegenspraak zijn. De een beroept zich op afspraken die vastgelegd zijn in bepaalde regels, bij de ander gaat het erom dat de boodschap overkomt. Personal computer is een kort en helder woord, dus goed, maar ook een ontlening aan het Engels en dus voor aanhangers van de zuiverheidsnorm uit den boze. Voor welke taalnorm kiezen we: voor doeltreffendheid of zuiverheid? Welke taalnormen genieten de voorkeur binnen de Nederlandse taalgemeenschap, en komen die normen overeen met de normen die taalbeheersers belangrijk vinden? Deze laatste vraag vormde het uitgangspunt van mijn onderzoekGa naar eindnoot*. | |
● Wie ten voorbeeld?De normen van de wetenschap zijn vrij eenvoudig in publikaties te vinden, maar het is niet zo eenvoudig om te achterhalen volgens welke normen gewone taalgebruikers hun eigen en andermans taalgebruik beoordelen. De straat opgaan, gewapend met cassetterecorder en microfoon, en aan zo'n honderd Nederlanders vragen ‘Welke taalnormen hanteert u?’ levert, behalve vragende blikken, niets op. Daarom heb ik geprobeerd om via een omweg de taalnormen te achterhalen die de Nederlandse taalgemeenschap hanteert. Aan zo'n vijfhonderd Nederlanders, de vaste informanten van het P.J. Meertens-Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde, heb ik eerst gevraagd wie zíj de ideale taalgebruiker vinden. Om het hun iets gemakkelijker te maken heb ik de vraag zowel voor gesproken als geschreven taal gesteld. De informanten gaven dus op, welke drie personen zij ideale sprekers vonden en welke drie schrijvers zij ideaal achtten. Daarna vroeg ik waaróm die personen ideale taalgebruikers zijn.
Bij de sprekers staan eenzaam aan kop prof. I.A. Diepenhorst en koningin Beatrix, op ruime afstand ge- autoriteitsnorm: gebruik die taalvormen die ook door gezaghebbende personen of instanties gebruikt worden volgd door drs. R. Lubbers en Adriaan van Dis. Voor het schriftelijk taalgebruik worden literaire schrijvers het meest genoemd. De top-drie bestaat hier uit W.F. Hermans, Godfried Bomans en Harry Mulisch. De tweede categorie betreft namen van journalisten. In deze categorie komt Kees Fens als eerste uit de bus.
Deze top-drieën waren voor het onderzoek alleen een noodzakelijk opstapje om naar de normen te kunnen vragen. Mij interesseerden vooral de antwoorden op de waaromvragen. Waarom vinden zoveel mensen Adriaan van Dis zo'n goede ABN-spreker? ‘Omdat’, zoals iemand antwoordde, ‘hij de woorden zo duidelijk uitspreekt en omdat hij zo vindingrijk met de taal omgaat.’ Een ander antwoord, gegeven bij Harmen Siezen: ‘omdat hij een goed voorbeeld is voor kinderen en omdat hij weinig woorden verengelst’. Kees Fens, ten slotte, schrijft zo goed omdat ‘hij de juiste woorden op de juiste plaats weet te zetten en omdat hij zo'n uitgebreide woordenschat heeft’. | |
● Schoonheid vooropHoewel de redenen die vijfhonderd informanten gaven aanzienlijk varieerden, bleek het mogelijk ze in te delen in een normensysteem dat ik ontleende aan P. van Lints ‘Normen in taalgebruik en taalverkeer’ en J. Renkema's ‘De taaladviesdienst. Over regels en normen in het taalgebruik’ in Onze Taal 1985, op blz. 119-121 en blz. 138-141. Het hierboven gegeven argument bij Adriaan van Dis bijvoorbeeld, wijst op hantering van ten minste twee taalnormen: een efficiëntienorm, namelijk waar het gaat om de duidelijkheid van de uitspraak, en een esthetische norm, waar het de vindingrijkheid | |
[pagina 227]
| |
van de taal betreft. Bijna elke reden is op deze manier te herleiden tot zijn achterliggende norm. Vervolgens was het niet zo moeilijk om na te gaan aan welke normcategorieën gewone taalgebruikers de voorkeur geven en in hoeverre hun rangorde afwijkt van die van Van Lint en Renkema. Ook al denken de onderzoekers verschillend over de exacte rangorde van normen, het staat wel vast welke twee de belangrijkste zijn en het meest gehanteerd worden: de conventienorm en de efficiëntienorm. In de taalnormentop-drie van de vijfhonderd Nederlandse taalgebruikers komen dezelfde twee normen voor. Bij hen staan de conventienorm en de efficiëntienorm echter op een tweede respectievelijk derde plaats. Glorieus prijkt bovenaan de zogenaamde esthetische norm. Mooie, creatieve, verrassende en originele taal beschouwen de taalgebruikers blijkbaar als teken van goed taalgebruik.
De rangordes van wetenschap en publiek komen volgens deze rangorde dus grotendeels overeen. Het relatief geringe belang dat wetenschappers aan de esthetische norm hechten, roept wel vragen op. Waarom benadrukt men in de wetenschap vooral de volgzaamheid ten opzichte van conventies en de doeltreffendheid van taaluitingen, terwijl de Nederlandse taalgebruiker bovenal het bijzondere en creatieve in het taalgebruik weet te waarderen? Het antwoord op deze vraag zou als volgt kunnen luiden: het taalbeheersingsonderzoek naar normen is vooral gericht op het formuleren van praktisch bruikbare adviezen voor schrijvers, zoals ‘gebruik geen moeilijke woorden’ en ‘maak korte zinnen’. Het is onduidelijk of adviezen als ‘schrijf mooi’ of ‘schrijf origineel’ ooit praktisch bruikbaar zullen zijn voor beginnende schrijvers. Want wat houdt ‘mooi’ of ‘origineel’ schrijven precies in? Voor het taalbeheersingsonderzoek lijkt de esthetische norm daarom van minder belang. Dat neemt niet weg dat deze norm ter beoordeling van bestaande taaluitingen heel wel bruikbaar is. ‘Mooiheid’ en ‘originaliteit’ zijn bruikbare argumenten om aan te ge- • ven waarom men een taaluiting als een ideaal beschouwt. | |
● Eerste indrukBij deze resultaten past een voorbehoud: de groep geënquêteerden is niet representatief voor de hele Nederlandse taalgemeenschap. Ruim 75% van de vijfhonderd geënquêteerden was bijvoorbeeld ouder dan zestig jaar, en ongeveer 66% behoorde tot het mannelijk geslacht. Allen waren in taal geïnteresseerd en droegen het dialect een warm hart toe. Het is dus goed mogelijk dat een representatieve dwarsdoorsnede van de taalgemeenschap de voorkeur geeft aan andere taalnormen. Representativiteit werd in dit onderzoek ook niet nagestreefd. Ik wilde slechts een eerste indruk krijgen van de taalnormen waaraan taalgebruikers zélf zeggen de voorkeur te geven. Nu daarover iets meer bekend geworden is, is het misschien zinvol vooral de esthetische norm verder te onderzoeken. Immers, pas wanneer bekend is welke taalnormen de Nederlandse taalgemeenschap het meest waardeert en hanteert, is het voor onderzoekers in de taalbeheersing mogelijk gerichte taaladviezen te geven. |
|