Naschrift redactie
Er stonden eens twee taarten op tafel. Ik at een halve op. Staan of staat er nu nog anderhalve taart? Hier stuurt het taalgevoel duidelijk naar het enkelvoud, ook al staat er meer dan één taart op tafel.
Onder het lemma ‘anderhalf’ wordt in het WNT, deel II, 1, kolom 430 opgemerkt: ‘Daar de aandacht op het enkelvoudige half blijft rusten, en het woord altijd gebruikt wordt van hoeveelheden, maten, enz., die als eenheid gedacht worden, staan het znw. en ww. altijd in het enkelv.’
Over de congruentie tussen een breukgetal als onderwerp en de persoonsvorm zegt de ANS op blz. 302: ‘Als de breuk onderwerp van de zin is, dan komt de persoonsvorm in dergelijke gevallen in het enkelvoud te staan, bijvoorbeeld: Negen tiende van de ondervraagden bleek geen mening te hebben.’
Pas als we de nadruk willen leggen op de afzonderlijke, gelijke delen van de breuk, krijgt de noemer een meervouds-n en komt de persoonsvorm in het meervoud te staan: drie halven van de twee taarten resten mij nu nog.
Taal is geen rekenen.