● De sjeng en het hout
Laat ik beginnen met de mondharmonika. Hier is sprake van een leenvertaling van het Duitse Mundharmonika. In 1821 is dit instrument, dat aanvankelijk mundäoline werd genoemd, door C.F.L. Buschmann uit Berlijn ontworpen op basis van de Chinese sjeng. Dezelfde Buschmann heeft in 1822 ook de accordeon uitgevonden. De naam harmonika bestond al lang voordat er trekharmonika's waren. De Amerikaan Benjamin Franklin noemde in 1762 een door hem gebouwd instrument (een glasharmonika) armonika, een woord dat gebaseerd was op het Latijnse harmonicus. Het Latijn heeft dit woord, dat met harmonie samenhangt, aan het Griekse harmonikos ontleend. De mondharmonika is dus van oorsprong een Chinees instrument, dat zijn naam via het Duits, het Engels en het Latijn aan het Grieks te danken heeft.
De geschiedenis van de luit is wat eenvoudiger. Al in de middeleeuwen bespeelden onze voorouders dit instrument. Het was vooral geliefd bij de troubadours, die zoals bekend het eerst in de Provence te vinden waren. Waarschijnlijk is het verschijnsel van de rondtrekkende troubadour naar Arabisch voorbeeld ontstaan. De Arabische hofdichters trokken eveneens van hof tot hof met lof-, schimp-, rouw- en liefdesgedichten, en zij waren evenzeer van grote politieke en maatschappelijke betekenis. Dat troubadours aan de vrouw een heel andere plaats in de maatschappij toekenden dan men in West-Europa gewend was - de hoofse liefde - is wellicht aan Arabische invloed toe te schrijven.
Via het Provençaalse laüt en het Oudfranse leüt (modern Frans luth) is het woord luit uiteindelijk afkomstig van het Arabisch al-'ud, ‘het hout’. Deze betekenis had zich in het Arabisch al uitgebreid tot ‘houten instrument’. In de Europese talen werd het Arabische bepaalde lidwoord al- als deel van het woord opgevat. Het Middelnederlands ontleende het Franse woord als lute, waarbij de l nog aan het lidwoord herinnert. Later ontstond uit de -u- de diftong -ui-, zoals dat ook gebeurde met inheemse woorden als huus ⇢ huis.