Oorlogsmetaforen van alledag
Ton van der Wouden - Vakgroep Nederlands, RU Groningen
Voetbal is oorlog volgens generaal Michels. Maar niet alleen over voetbal wordt gesproken en gedacht in termen van strijd. Als er weer eens een cao-conflict is, en de werkgevers laten zich door gespierde taal en strijdliederen niet uit het veld slaan, dan dreigen de werknemers met het stakingswapen. Chauffeurs die menen dat hun het vuur te na aan de schenen wordt gelegd door de oprukkende treintaxi, binden de strijd met de NS aan in een taxi-oorlog. Greenpeace trekt ten strijde tegen de belagers van ons milieu. De oncoloog bestrijdt uw tumor met agressieve middelen en streeft uiteindelijk naar totale vernietiging ervan. De Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen zijn bezig met een Blitzkrieg op het Europese continent: de slag om de transatlantische routes is in volle gang. De omroep met het grootste arsenaal aan quizzen en spelletjes lijkt ondertussen de strijd om de gunst van het tv-kijkend publiek te gaan winnen.
Volgens een baanbrekend boek van Lakoff en Johnson zijn ons denken en onze taal doordesemd van metaforen. Die vaste vergelijkingen zijn zodanig ingeburgerd en deel van het collectieve denken geworden dat ze ons begrippenkader en ons spraakgebruik vormen en kleuren zonder dat we er erg in hebben.
Een van de wijdstverbreide metaforen in het westerse idioom is de oorlogsmetafoor. Met name bij conflicten speelt die een heel belangrijke rol. Zo hoef je niet te denken dat je in een onverdedigbare positie in een discussie stand kunt houden, tenzij je je toevlucht neemt tot een egelstelling of je je ingraaft in de loopgraaf van je eigen gelijk. Om te voorkomen dat je uiteindelijk toch het onderspit delft, kun je, als je reserves aan zindelijke strategieën uitgeput zijn, altijd nog het beproefde wapen van de drogreden in de strijd werpen. Lok je tegenstander in de val, schiet zijn argumenten aan flarden, en tref hem op zijn zwakke plek door hem om de oren te slaan met zijn gebrek aan discipline. Je kunt hem ook aanvallen met een tactische uitval met verbaal geweld. In elk geval lijkt in een conflictsituatie ieder middel geoorloofd: het enige waar het immers om gaat, is dat je de overwinning behaalt.
Deze oorlogsmetaforiek is niet alleen in de taal, maar ook in ons denken buitengewoon wijdverbreid. Dat blijkt, volgens Lakoff en Johnson, uit het feit dat we meningsconflicten letterlijk kunnen winnen en verliezen, dat onze positie in een discussie letterlijk onhoudbaar kan zijn.
Metaforisch taalgebruik kunnen we niet afschaffen. In onze strijd voor een vreedzamere, minder agressieve wereld zouden we ons echter graag willen wapenen tegen de hier besproken metafoor, die wel erg krijgshaftig is, misschien om hem te vervangen door een minder polariserende. Maar hoe bepalen we daarbij onze strategie, zonder dat we weer in de hinderlaag van de oorlogsterminologie vallen?
Literatuur: George Lakoff en Mark Johnson, Metaphors we live by. University of Chicago Press, 1980.