● Kritiek
De eis dat etiketten voor produkten die bijvoorbeeld uit Groot-Brittannië, Frankrijk of Duitsland worden ingevoerd, in de landstaal - het Nederlands voor Nederland en Vlaanderen - moeten zijn gesteld, wordt door het Europese Hof beschouwd als een belemmering van het vrije verkeer, als een protectionistische maatregel.
Nog los van het feit dat hier geen respect wordt opgebracht voor de verscheidenheid van talen en culturen, gaat men voorbij aan de democratische vanzelfsprekendheid dat de burger/consument in zijn eigen taal geïnformeerd moet worden. Niemand kan beter omgaan met een vreemde taal dan met zijn moedertaal. Wie de tekst op levensmiddelen of de handleiding bij apparaten maar ten dele begrijpt, wordt gediscrimineerd.
Door een subjectief begrip als ‘gemakkelijk te begrijpen taal’ te hanteren, ontstaat rechtsonzekerheid: het is de (nationale) rechter die per individueel geval zal moeten uitmaken wat gemakkelijk te begrijpen is.
Interessant is dat het Europese Parlement bij de voorbereiding van de Richtlijn 79/112/EEG uitdrukkelijk de wens heeft geuit dat door de lidstaten ‘de handel in levensmiddelenprodukten wordt verboden indien de (...) vermeldingen er niet op voorkomen in de landstaal (of -talen)’ (Publikatieblad 1976, C-178, blz. 56). In het definitieve artikel werd met dit advies geen rekening gehouden.
Opgemerkt dient te worden dat de nationale reglementering van de meeste lidstaten het gebruik van de
Nederlands in de Grondwet
Van onze verslaggever
KEES BASTIANEN
DEN HAAG - Hoewel het kabinet het onnodig vindt, wil een ruime meerderheid van de Tweede Kamer toch onderzocht zien of de positie van het Nederlands als de taal van bestuur en rechtspraak niet kan worden vastgelegd in de Grondwet. In elk geval wordt die positie neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht en bijzondere wetten waarin dat te pas komt.
Dat is de uitkomst van een sereen debat, waarin alle sprekers het belang van de moedertaal onderstreepten, bloemrijk soms. Het gebruik ervan was in Nederland zo vanzelfsprekend dat het wettelijk niet of nauwelijks is geregeld. Het is ongeschreven recht, schrijft staatssecretaris De Graaff-Nauta van Binnenlandse Zaken in een notitie van 13 oktober vorig jaar die de Kamer donderdagmiddag besprak.
Menig kamerlid verwees gisteren naar Italiaanse kranten die dit voorjaar meldden dat Den Haag had besloten het Nederlands als officiële taal te vervangen door het Engels. Die berichten waren gebaseerd op een rapport van de commissie-Van Gunsteren, een club die op verzoek van PvdA-minister Ritzen van Onderwijs had onderzocht of het nodig was het gebruik van het Nederlands en andere moderne talen in het hoger onderwijs bij wet te regelen.
Hoeft niet, zei de commissie, want het Nederlands heeft een sterke positie en wordt niet bedreigd. Bij een aantal Italiaanse kranten kwam dat anders over - vandaar. In maart heeft minister Ritzen onder druk van de Kamer toch besloten het Nederlands op de hogescholen en universiteiten bij wet verplicht te stellen, behoudens uitzonderingen.
Met name de kamerleden Van Middelkoop, Mateman en Scheltema (D66) bleven gisteren aandringen op een bepaling in de Grondwet. Scheltema had een sociaal motief: opneming van het gebruik van het Nederlands als sociaal grondrecht zou de minderheden die hun best doen Nederlands te leren, een steuntje geven, vond ze. Een nadere studie dan maar - daar had niemand bezwaar tegen, ook de staatssecretaris niet.
Mateman kritiseerde CDA-minister Van den Broek die in het buitenland geen Nederlands spreekt, en oud-minister Ruding, zijn partijgenoot die onlangs in Brussel heeft geweigerd vragen van Vlaamse journalisten in het Nederlands te beantwoorden: hij hield zich bij Engels en Frans. Nederland heeft Vlaanderen altijd de taal laten verdedigen, zei hij, laat Nederland nu eens de leiding nemen.
de Volkskrant, 8 mei 1992