● Ontleend aan het Nederlands
In Schotse dialecten (die in hun pure vorm echter niet veel gesproken worden) vinden we verbluffend veel ontleningen uit het Nederlands. Ik noem:
- | kirk: de ‘Church of Scotland’ wordt niet ‘(the) church’ genoemd, maar ‘the kirk’ (= kerk) |
- | craig (= nek, van ons woord kraag) |
- | to besle (= bazelen) |
- | doss (= tabaksdoos) |
- | mattie (= maatjesharing) |
- | to roup/roop (= roepen) |
- | runt (= rund) |
- | scowp (= schop, als werktuig) |
- | to slinger (= slingeren) |
- | slock (= slok) |
- | swack (= zwak) |
- | to wintle (= wentelen) |
- | faan (= vaan) |
- | cran (= kraan) |
- | trap (= idem, als in keldertrap) |
- | track-pot (in ouderwets Schots = ‘trek-pot’ = theepot) |
Al in de middeleeuwen waren er frequente contacten tussen Nederlanders/Vlamingen en Schotten. Zo vestigden zich Vlaamse lakenmakers in Schotland: vandaar de veelvoorkomende naam Fleming. Ook de handelscontacten met Noord-Nederland waren levendig. Tijdens de reformatie, toen het calvinisme zowel in Schotland als in de Republiek zegevierde, werden deze banden nog sterker. Vandaar het woord kirk. Door deze contacten was de invloed van het Nederlands op het Schots groot en is er een flink aantal Schotse woorden van Nederlandse afkomst.
Nog veel sterker is deze invloed in het dialect van de Shetland-eilanden, een eilandengroep in het noorden. In het verleden waren deze eilanden een belangrijke basis voor de Nederlandse haringvissers. En voor de Shetlanders waren de Nederlandse vissers dermate belangrijk dat hun geschiedenis en de taal die ze nu spreken nauw verweven zijn met de komst van de Nederlandse vissers.
Rond 1800 moeten veel bewoners van de eilanden vloeiend Nederlands gesproken hebben. Het aantal Nederlandse woorden is dan ook nog groter dan in gewone Schotse dialecten. Deze woorden zijn nog verrassend Nederlands, niet verbasterd. Ik noem:
- | alikruik (= alikruik, in Zeeland gevonden zeeslak) |
- | crank (= krank, in de taal van de Shetland-eilanden ‘zwak, ziek’) |
- | dulheit (= apathie, van dolheid, ouderwets voor ‘waanzin, gekte’) |
- | gilder (= gulden) |
- | kracht (idem) |
- | lar (= laars) |
- | leppel (= lepel) |
- | maat (= maat, vriend) |
- | peer (= pier) |
Hoewel de Nederlanders hun verleden haast collectief vergeten lijken te zijn, wordt men er in het buitenland soms onverwachts mee geconfronteerd.
Special thanks to Cathy Ratcliffe and Liz McQueen for their information and guidance on Scots.