● Zorgvuldige selectie
Centraal in ieder woordenboek staat de keuze van trefwoorden. Een veelvoorkomende fout in populaire woordenboekjes is dat de keuze van de trefwoorden veel te ruim is: allerlei woorden uit het algemene taalgebruik worden opgenomen, waarschijnlijk om het boekje vol te krijgen. Dergelijke woorden zijn dan allang in de Nederlandse handwoordenboeken opgenomen. Maar het omgekeerde is ook fout: de keuze van de trefwoorden is dan te beperkt, want er worden eendagsvliegen opgenomen of woorden die een klein bereik hebben, bijvoorbeeld die alleen bekend zijn in een bepaalde buurt of een bepaalde familie. Beide fouten treffen we in ruime mate aan in het Studentenwoordenboek en in Parlementaal.
Algemene woorden die ten onrechte in Parlementaal zijn opgenomen, zijn: arbeidstoeslag, kameruitspraak, klare wijn, motivatie, saai, vuil. Eendagsvliegen uit Parlementaal zijn: amoebemodel, bergboerengebieden, camel-nose-effect, dovevrouwsoren, gluipkoeien, paasbriefmethode.
Het Studentenwoordenboek (dat in de verantwoording al meldt dat een deel van het materiaal verzameld is uit andere woordenboeken) neemt simpelweg alle algemene woorden op die betrekking hebben op de studentenwereld. Dus vinden we: a.i.o., almanak, basisbeurs, collegegeld, Huizingalezing, inauguratie, informatiseringsbank, jaarclub, pedel, OV-jaarkaart, (studenten)stop, studiefinanciering. Tevens neemt het allerlei woorden uit de algemene (jongeren)taal op als: afhaken, borrelen, brallen, doetje, houten kop, peuk, moven, watje. Ten slotte staan er eendagsvliegen in of zijn de woorden te plaatsgebonden, zoals: afvalcentrum (een Rotterdams afhaalcentrum), Lucky Henk (een barman), de Peli (een studentenflat), Rooie Stien (een Tilburgse stadsgek). Als we al deze woorden wegstrepen, komen we eindelijk bij de woorden die echt tot de studententaal behoren. Dit blijken er niet veel te zijn, dus misschien heeft een studentenwoordenboek wel nooit bestaansrecht gehad. Voorbeelden ervan zijn: borrelnootjes in de betekenis ‘kleine tietjes’, in coma gaan voor ‘veel drinken’, kater voor ‘glas karnemelk’, flappentap voor ‘geldautomaat’, koeiesap voor ‘melk’, kopieerstudent voor ‘student bij de gratie van gekopieerde aantekeningen van medestudenten’, kompjoeterploeter voor ‘iemand die te vaak of te lang achter de computer zit’. Een probleem met deze woorden is dat hun status volstrekt onduidelijk blijft. Zijn deze woorden algemeen gebruikelijk in de studentenwereld of gebruikt alleen een heel klein groepje (of zelfs alleen de informant) ze? Dat kan de buitenstaander niet beoordelen.
Alleen in Jongerentaal is de moeite genomen algemene omgangstaal weg te filteren uit de verzamelde gegevens. Hiervoor zijn de gevonden trefwoorden vergeleken met vier gangbare handwoordenboeken. Woorden die niet of slechts in een van de vier woordenboeken werden opgenomen, zijn daarbij geselecteerd als jongerentaal.
De trefwoorden in het Eponiemen Boek zijn van zeer divers gehalte: volstrekt doorzichtige afleidingen van namen worden gegeven naast woorden die op het eerste gezicht niet als eponiem herkenbaar zijn. Doorzichtig zijn bijvoorbeeld de afleidingen van algemeen bekende persoonsnamen met produktieve achtervoegsels, zoals calvinisme, christen, darwinisme, homerisch, kafkaesk, leninisme, stalinisme. Over dergelijke woorden valt weinig interessants te melden. Toch varieert de behandeling van deze woorden van twee regels tot twee bladzijden. (Bij de korte verklaringen valt overigens de schatplichtigheid aan het Etymologisch woordenboek van Van Dale op: sommige ervan zijn letterlijk overgeschreven.) Al met al maakt het woordenboek een onevenwichtige indruk, waarin rijp en groen is opgenomen.