Drogredenen [4]
Goochelen met oorzaken en gevolgen
F.H. van Eemeren & R. Grootendorst
In deze vierde aflevering van de serie artikelen over drogredenen bespreken F.H. van Eemeren en R. Grootendorst drie drogredenen waarin op een verkeerde manier met oorzaak-gevolg-relaties wordt omgesprongen. Wanneer is dat het geval?
Oorzaken gaan per definitie altijd vooraf aan de gevolgen, maar uiteraard is niet elke willekeurige gebeurtenis die vóór een andere gebeurtenis plaatsvindt ook meteen de oorzaak van die andere gebeurtenis. Niet iedereen is daar voldoende van doordrongen. Zo was er in 1956, toen het Italiaanse lijnschip ‘Andrea Doria’ bij Nantucket in botsing kwam met de Zweedse ‘Gripsholm’, een vrouw op de ‘Andrea Doria’ die net vóór het fatale moment het licht in haar hut had aangedaan. Zij interpreteerde de klap verkeerd en dacht de noodrem van het schip in werking te hebben gezet. Wie redeneert zoals deze vrouw, maakt zich schuldig aan de drogreden post hoc ergo propter hoc: ‘daarna, dus daardoor’.
Een ander absurd (en duidelijk badinerend bedoeld) voorbeeld van deze drogreden komt uit de column ‘Waarin...’ van G.L. van Lennep:
Het was 1943. Rotterdam was bezet (dit laatste voor de jongere lezers). Ik zat natuurlijk volop in het verzet, voor zover mijn lesrooster dit toeliet, en reed elke morgen met lijn 17 uit Kralingen naar het Montessori lyceum aan de Westersingel. Op een dag vatte ik het plan op de Nederlandse industrie een klap toe te brengen door het handvat van de tweede bank links achter de bestuurder te slopen. [...] Ik schroefde hem in zijn geheel los en nam hem mee naar huis. In 1945 verloren de Duitsers de oorlog.
(NRC Handelsblad, 16 november 1991)
Minder onschuldige voorbeelden van deze drogreden zijn er overigens ook genoeg te vinden. Bijvoorbeeld in de naar racisme riekende ‘verklaringen’ voor allerlei ongunstige maatschappelijke ontwikkelingen: sinds de komst van al die buitenlandse werknemers zijn de werkloosheid en de criminaliteit enorm gestegen; het is dus wel duidelijk wat daar de oorzaak van is (lees: wier schuld dat is).
Een andere manier waarop er bij oorzaak-gevolg-relaties iets mis kan gaan, is dat er een standpunt verdedigd wordt door uitsluitend te wijzen op de gunstige of (bij een negatief standpunt) ongunstige gevolgen. Wie van tevoren weet dat een voorgestelde maatregel onherroepelijk tot een regelrechte ramp zal leiden, zou natuurlijk wel gek zijn om vol te houden dat het een verstandige beslissing is om het voorgestelde te doen. Maar wanneer het nog maar de vraag is of de rampzalige gevolgen inderdaad zullen optreden, is het voorbarig de voorgestelde maatregel zonder meer af te wijzen. Toch gebeurt dat regelmatig, vooral als de oorzaak-gevolg-relatie een keten is die over meer schijven loopt. Dan wordt de suggestie gewekt dat we ons op een hellend vlak begeven en door aan het voorgestelde te beginnen van kwaad tot erger zullen vervallen. In werkelijkheid hoeft dat niet zo te zijn. Daarom is deze manier van discussiëren vaak een drogreden: die van het hellend vlak of - zoals de Engelse vakterm luidt - de slippery slope.
In discussies over de legalisering van abortus en over euthanasie komt deze drogreden geregeld voor: als we dát eenmaal toestaan, zetten we deur wagen wijd open naar de gaskamers à la nazi-Duitsland. Een voorbeeld in deze trant verschaft Freek de Jonge in een interview met het damesblad Viva. Op een vraag naar zijn mening over euthanasie zegt hij:
Ik zal je zeggen waar we naartoe gaan. ‘We hebben besloten om op vrijdag op Wintersport te gaan. Als opa nou dinsdag doodgaat, kunnen we hem donderdag nog begraven en gaan we toch vrijdag nog lekker weg.’
Natuurlijk, zo ver is het nog niet, maar zodra euthanasie wettelijk wordt toegestaan, zal het uiteindelijk zo gaan. Al die dingen die we vroeger verderfelijk vonden, euthanasie en de selectiepraktijken van de nazi's, daarvan is tachtig procent gerealiseerd en honderd procent geaccepteerd.
(Viva, nr. 1, 27 dec-3 jan. 1992, blz. 20-21)
In zijn woede over het niet toekennen van de P.C. Hooftprijs 1985 aan Hugo Brandt Corstius heeft Harry Mulisch zich eveneens tot een onmiskenbare slippery slope laten verleiden:
De houding van het kabinet is te dol voor woorden. Wanneer men op deze manier te werk gaat is het een logische volgende stap om schrijvers in het gekkenhuis op te sluiten: eveneens een probaat middel om ze in het gareel te krijgen.
(NRC Handelsblad, 13-2-1985)
Wie uitspraken van feitelijke aard probeert te ontkrachten door aan te voeren dat deze onwelgevallige consequenties met zich meebrengen, maakt zich schuldig aan weer een ander type fout in de oorzaak-gevolg-sfeer: de drogreden van het argumentum ad consequentiam. Een feitelijke uitspraak is immers waar of onwaar, en dat staat los van eventuele onprettige gevolgen. Deze drogreden floreert in een omgeving van vooroordelen en bijgeloof, maar komt ook in serieus wetenschappelijk werk wel degelijk voor:
Lezers hebben mij regelmatig verweten een neopositivistisch standpunt in te nemen en geen recht te doen aan het fundamentele onderscheid tussen de natuurwetenschappen en de menswetenschappen (zoals taalkunde). Ik geloof echter niet dat er werkelijk een fundamenteel onderscheid bestaat; als dat wél zo zou zijn, zou dat een interdisciplinaire discussie onmogelijk maken, hetgeen rampzalig zou zijn voor de verdere ontwikkeling van de menselijke samenleving.
(Dieter Wunderlich, Foundations of linguistics, Cambridge University Press, 1973: p. xiii, vertaling vEG)