Placebo
Dr. A.G. Westerbrink - Haren (Gr.)
Onder placebo verstaat men in de medische wetenschap een geneesmiddel dat geen werkzame bestanddelen bevat, maar naar vorm, kleur, smaak e.d. niet is te onderscheiden van een middel dat deze wél bevat. Voor zover etymologische woordenboeken het woord een lemma gunnen, volstaan ze met de vermelding dat het in oorsprong een Latijns woord is met de betekenis ik zal behagen; de Petit Robert weet zelfs nauwkeurig aan te geven wanneer het voor het eerst in de moderne, medische betekenis is gebezigd: april 1945.
Over de semantische ontwikkeling heb ik evenwel nergens iets kunnen vinden. Na enig speuren, waarbij ook dr. P.A.F. van Veen, de auteur van het Etymologisch Woordenboek behulpzaam was, ben ik tot de volgende conclusie gekomen: het woord is ontleend aan Psalm 114 (vulg.) = 116 (hebr.) vers 9, waar de dichter getuigt dat hij na een ongeneeslijk geachte ziekte hersteld is: placebo Domino in regione vivorum, letterlijk vertaald: ik zal de Heer behagen in het land der levenden, waarbij zich een geval voordoet van zogenoemde verschuiving van het logisch zwaartepunt; de bedoeling is namelijk: Ik zal, (omdat ik) de Heer welgevallig (ben), in het land der levenden verkeren.
Hoewel het enigszins buiten het taalkundig bestek valt, is het wellicht toch aardig op te merken dat het eerste gebruik van een placebo waarvan in de literatuur (voorzover mij bekend) gewag wordt gemaakt, eveneens in de Bijbel te vinden is. In Jesaja 38 stelt de profeet de volgende behandeling voor: men neme een vijgenkoek en legge die op de zweer, dan zal hij genezen.
Deze therapie wordt tegenwoordig niet meer toegepast, verzekerde een (gereformeerde) arts mij.