● Beledigen, eigenbelang of ‘jij-doet-het-zelf’
Er worden in de internationale vakliteratuur drie varianten van het argumentum ad hominem onderscheiden: 1 de abusive, 2 de circumstantial en 3 de tu quoque-variant.
De abusive, of ‘beledigende’ variant houdt een rechttoe-rechtaan persoonlijke aanval op de opponent in. Door hem als dom, oneerlijk of onbetrouwbaar voor te stellen, wordt geprobeerd zijn geloofwaardigheid te ondermijnen. Bij deze nogal platte variant van het argumentum ad hominem wordt heel duidelijk ‘op de man’ gespeeld en niet ‘op de bal’. Een bekend standaardvoorbeeld is:
De filosofie van Bacon is onbetrouwbaar, want hij is wegens oneerlijkheid ontslagen als kanselier.
De circumstantial, of ‘omstandigheids’-variant is een poging de geloofwaardigheid van de opponent te ondergraven door op zijn bijzondere positie te wijzen en te suggereren dat hij uitsluitend uit eigenbelang handelt; zijn argumenten zijn alleen maar rationalisaties van zijn eigenlijke motieven. Deze variant van het argumentum ad hominem klinkt door in uitdrukkingen zoals ‘oratio pro domo’, ‘voor eigen parochie preken’ en ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt’. Weer een standaardvoorbeeld:
De argumenten voor verticale prijsbinding van Niemeijer zijn waardeloos, want van een fabrikant kan niet anders verwacht worden dan dat hij voor verticale prijsbinding is.
De tu quoque of ‘jij ook’-variant is erop gericht de geloofwaardigheid van de opponent aan te tasten door tegenstrijdigheden in zijn positie aan het licht te brengen. In eerste instantie moet daarbij gedacht worden aan gevallen waarin de opponent het gedrag van anderen afkeurt, terwijl hij zelf precies hetzelfde doet. Dezelfde benaming wordt ook wel gebruikt als de opponent een bepaalde handelwijze propageert en zich daar zelf niet aan houdt, of op een bepaald moment een standpunt verdedigt dat hij kort daarvoor nog heftig bestreed. In zijn oorspronkelijke betekenis staat deze variant van het argumentum ad hominem in de omgangstaal bekend als de ‘jij-bak’. Ook uitdrukkingen als ‘de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet’, ‘boter op zijn hoofd hebben’ en ‘met twee maten meten’ zijn op deze variant van toepassing.
Het klassieke voorbeeld van een tu quoque is het verweer van de jager die verbaal aangevallen wordt omdat hij louter voor zijn plezier onschuldige dieren doodt:
Waarom eet jij vlees van onschuldige beesten?