Elda of',?
Ir. J.A. Klaassen - Waalre
In het boekje Leestekens van Agave Kruijssen (uitgeverij BoekWerk, Groningen 1990), dat in februari 1991 in Onze Taal aangekondigd werd, tref ik de aanbeveling aan, in de zin
1 | ‘Dat boek’, zei de vertaler, ‘krijg ik nooit af.’ |
de eerste komma ná het aanhalingsteken te plaatsen. De komma hoort immers niet thuis in het geciteerde gesproken woord. In de zin
2 | ‘Dat boek krijg ik nooit af,’ zei de vertaler, ‘omdat het veel te dik is.’ |
wordt daarentegen aanbevolen de komma vóór het aanhalingsteken te zetten, omdat hij deel zou uitmaken van de geciteerde zin.
Nu is het goed mogelijk, de in 2 weergegeven gesproken tekst te schrijven zonder komma:
3 | Dat boek krijg ik nooit af omdat het veel te dik is. |
Zoiets gebeurt niet zelden. Bovendien ontbreekt in 2 de komma die de tussenvoeging scheidt van het citaat. Om deze redenen zou ik een eenvoudiger regel willen bepleiten: schrijf de komma altijd vóór het aanhalingsteken. Dan wordt de schrijver voor eenmaal het nadenken over een finesse bespaard en ontstaat er optische congruentie met het einde van de zin en met zinnen als
4 | ‘Dat boek?’ zei de vertaler, ‘dat krijg ik nooit af.’ |
Hopelijk worden dan ook kluiten leestekens vermeden zoals in
5 | ‘Dat boek?’, zei de vertaler, ‘dat krijg ik nooit af.’ |
Bij de journalisten-opleiding maakt men gebruik van het ezelsbruggetje ELDA - Eerst Leesteken, Dan Aanhalingsteken. Moge daar veel naar geluisterd worden!