Onze Taal. Jaargang 60
(1991)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdHun doen hetStef Heinsman - BlaricumHun als onderwerp wordt al jaren opgemerkt. Hele klaagzangen worden eraan gewijd. Ook duiken er bij tijd en wijle verklaringen op voor dit gebruik, en steeds vaker gaan die verklaringen vergezeld van de verwachting dat dit kwaad onuitroeibaar zal blijken. Een enkeling verkondigt zelfs dat hun in de toekomst het huidige zij zal verdringen als onderwerp. Precieze beschrijvingen van de condities waaronder hun als onderwerp wordt gebruikt, zijn echter zeldzaam. Wel geeft men aan dat hun vooral als onderwerp gebruikt wordt in beklemtoonde posities, maar verder gaan de observaties veelal niet. Uit klaagzangen over het voorkomen van hun als onderwerp zou je verwachten dat er tal van mensen zijn die voortdurend hun gebruiken in onderwerpspositie. De vraag is of die veronderstelling juist is. Zelfs verstokte ‘hun-sprekers’ lijken slechts in een beperkt aantal gevallen gebruik te maken van het voornaamwoord hun. In veel meer gevallen gebruiken ze het voornaamwoord ze. We kennen in het Nederlands bij de voornaamwoorden een volle vorm (+klemtoon) en een gereduceerde vorm (-klemtoon), bijvoorbeeld wij tegenover we, jij tegenover je. Hun-sprekers gebruiken het voornaamwoord hun alleen in beklemtoonde posities als onderwerp. Dat zou betekenen dat hun-sprekers hun bezigen waar zij-sprekers de beklemtoonde vorm zij gebruiken. In onbeklemtoonde positie zouden zowel hun-sprekers als zij-sprekers de gereduceerde vorm ze gebruiken. | |
● NieuwswaardeKlemtoon heeft veel te maken met de nieuwswaarde van een zinsdeel: een zinsdeel krijgt klemtoon als het aan de toehoorder of lezer nieuwe informatie geeft en dus nieuwswaarde heeft.
1 Wie zitten je steeds te pesten? Nou, hún. 2 Ik heb jan en Els tijden niet gezien. O, ik heb ze gísteren nog gezien.
In voorbeeld 1 heeft hun klemtoon, doordat hun de nieuwe informatie geeft. In voorbeeld 2 zit de nieuwe | |
[pagina 10]
| |
informatie in de mededeling dat de tweede spreker juist gisteren Jan en Els nog heeft gezien, waar de eerste spreker Jan en Els heel lang niet heeft gezien. Gisteren heeft de grootste nieuwswaarde en krijgt dus klemtoon. Ze heeft hier geen nieuwswaarde, omdat uit de voorgaande zin al duidelijk is dat het hier Jan en Els betreft. Er is nog een andere invalshoek mogelijk om de condities waaronder hun als onderwerp wordt gebruikt, op het spoor te komen. De grammaticus De Vooys onderscheidt drie verschillende functies van het voornaamwoord: aanwijzend, aanduidend, en indirecte verwijzing. | |
● Aanwijzend gebruikBij aanwijzend (=deiktisch) gebruik van een voornaamwoord wordt niet verwezen naar de context maar naar de concrete situatie. Zo biedt voorbeeld 3 alleen nieuwe informatie als de spreker er iemand bij aanwijst. Hem heeft in dat geval noodzakelijk klemtoon.
3 Ik heb hém gisteren gezien.
Bij aanwijzend gebruik kan een voornaamwoord dus nieuwswaarde hebben. We gebruiken in dat geval de volle vorm. Dan rest de vraag of een voornaamwoord dat aan wijzend wordt gebruikt, altijd de volle vorm heeft.
4 Ik heb 'm gísteren gezien. 5 Ik heb hem gísteren gezien.
Zowel in 4 als 5 heeft gisteren op grond van het accent de grootste nieuwswaarde. Aanwijzend gebruik van 'm in 4 lijkt uitgesloten: alleen de volle vorm hem is mogelijk. Stelt u zich de situatie voor dat u iemand in een concrete situatie aan wijst met het onbeklemtoonde voornaamwoord 'm. In dat geval is 'm aanduidend gebruikt en heeft het derhalve geen klemtoon. Voor voorbeeldzin 5 blijft de mogelijkheid open van aanwijzend gebruik van het voornaamwoord hem. Zo'n situatie is zeer voorspelbaar. De spreker wijst de persoon in de situatie aan. Het belangrijkste accent in de zin ligt echter op gisteren. Op grond van het voorgaande † Ongrammaticaal of niet, de spreker maakt precies duidelijk wat hij bedoelt † kunnen we concluderen dat bij aanwijzend gebruik van het voornaamwoord steeds de volle vorm is vereist, ook als dat voornaamwoord niet de grootste nieuwswaarde heeft en derhalve niet het belangrijkste accent heeft in de zin. | |
● Aanduidend gebruikBij aanduidend (=anaforisch) gebruik verwijst het voornaamwoord direct terug (of vooruit) in de context. In voorbeeld 6 verwijst ze aanduidend terug naar een klein meisje.
6 Er was eens een klein meisje. Ze woonde bij haar vader en moeder.
Ze verwijst hier naar informatie die vlak daarvoor in de context is genoemd, namelijk een klein meisje. Het aanduidend gebruikte voornaamwoord heeft op grond daarvan geen enkele nieuwswaarde. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat voornaamwoorden die aanduidend worden gebruikt in spreektaal steeds de gereduceerde vorm hebben. Voor het vóórkomen van hun als onderwerp betekent dit, dat een hun-spreker in dit geval ze gebruikt zoals een zij-spreker dat doet. | |
● Onduidelijke verwijzingAls niet rechtstreeks verwezen wordt, maar uit het verband blijkt wie of wat bedoeld wordt, spreek ik van ‘onduidelijke verwijzing’. Deze verwijzing kenmerkt zich door het ongrammaticale karakter van de verwijzing en de grote afstand tussen het voornaamwoord en het woord waarop dit betrekking zou moeten hebben (antecedent). In spreektaal komt deze manier van verwijzen veelvuldig voor.
7 Waar ligt je boot? - In de jachthaven. - Heb je een trailer? - Nee. - Hoe krijg je hem dan in het water? - Dat doen hún. Ze hebben een takelinstallatie.
Ongrammaticaal of niet, de spreker maakt precies duidelijk wat hij bedoelt. De laatste twee zinnen zijn te parafraseren als: ik laat mijn boot niet zelf te water, dat doen de mensen van de jachthaven; die hebben een takelinstallatie. Er is hier dus sprake van onduidelijke verwijzing, waarbij het voornaamwoord de belangrijkste nieuwswaarde heeft. Derhalve neemt het de volle vorm aan.
Tot slot een voorbeeld van onduidelijke verwijzing waarbij het voornaamwoord niet de belangrijkste nieuwswaarde heeft. Welke vorm neemt het voornaamwoord in zo'n geval aan?
8 We waren gisteren bij jan. Het was mooi weer en we hebben heerlijk gewandeld. Hun hebben een prachtig huis.
Hun in voorbeeld 8 voldoet aan beide kenmerken van onduidelijke verwijzing. De verwijzing is inderdaad niet grammaticaal en er is een grote afstand tussen het voornaamwoord en het woord waarnaar verwezen lijkt te worden. Uit het verband blijkt dat met hun Jan en de zijnen worden bedoeld. Toch heeft hun in deze zin zeker niet de grootste nieuwswaarde. De grootste nadruk ligt op een prachtig huis. Dat het voornaamwoord de volle vorm heeft, komt waarschijnlijk door de afstand tussen het voornaamwoord en het vermeende antecedent. Het is alsof het antecedent opnieuw onder de aandacht moet worden gebracht.
Met betrekking tot de gereduceerde vorm ze in onderwerpspositie kunnen we stellen: - dat er sprake is van aanduidende verwijzing; - dat het voornaamwoord geen enkele nieuwswaarde heeft. Met betrekking tot de volle vorm in onderwerpspositie, ongeacht of dit nu zij of hun is, kunnen we stellen: - dat er sprake is van aanwijzende verwijzing of van onduidelijke verwijzing; | |
[pagina 11]
| |
- dat het voornaamwoord al of niet de belangrijkste nieuwswaarde draagt in de zin. | |
● OnderzoekLeerlingen in de hoogste klassen van het basisonderwijs en de laagste klassen van het voortgezet onderwijs kregen van mij bijgaande tekst te lezen. De open plaatsen vulden de leerlingen in. Er was geen keuzemogelijkheid gegeven. De leerlingen vulden in wat hun te binnen schoot. Omdat de leerkracht nauwelijks pauzes inlaste, waren de leerlingen gedwongen snel in te vullen. In totaal hebben 200 leerlingen een formulier ingevuld. Dat de totaalscore niet altijd op 200 uitkomt, wordt veroorzaakt doordat leerlingen incidenteel een heel ander woord invulden, of door afronding. Positie 8 komt verder niet terug, omdat nogal wat leerlingen die hebben ingevuld. Daarbij speelt waarschijnlijk het zinnetje Die ken ik wel een belangrijke rol. | |
● UitkomstenVerwachting bij 1 t/m 5: De verwachte invulling bij 1 t/m 5 is op grond van het aanduidende gebruik van het voornaamwoord overwegend ze. Dat is niet eerlijk
De gemiddelde score van 1 t/m 5
Uitslag van 1 t/m 5: De uitslag is overeenkomstig de verwachting. Er wordt overwegend ze ingevuld (166). Hun wordt slechts tweemaal ingevuld, hetgeen overeenkomt met een score van 1%. De beklemtoonde vorm zij wordt aanmerkelijk meer ingevuld, namelijk 29 maal. Dat leerlingen wel zij invullen, terwijl toch de gereduceerde vorm verwacht wordt, ligt mijns inziens vooral aan het geringere onderscheid tussen zij en ze in schrijftaal dan in spreektaal. Zelf heb ik nog op de lagere school geleerd dat ze behoorde tot de spreektaal en dat in geschreven taal zij gebruikt moest worden. Verwachting bij 6 en 7: Volgens de opgestelde condities mogen we bij 6 en 7 de volle vorm verwachten op grond van het aanwijzend gebruik en de nieuwswaarde van het voornaamwoord. Voor hunsprekers betekent dat dus het gebruik van hun, voor zij-sprekers zij.
De gemiddelde score van 6 en 7
Uitslag van 6 en 7: De uitslag is verrassend overeenkomstig de opgestelde condities. In totaal vullen 193 van de 200 leerlingen de volle vorm in, waarvan er 33 kiezen voor hun. De onbeklemtoonde vorm ze komt in het geheel niet voor. | |
● SlotZoals ik al eerder opmerkte, ben ik me ervan bewust dat uit een dergelijk kleinschalig onderzoekje geen algemeen geldende conclusies kunnen worden getrokken. Daarvoor had dit onderzoek te veel een verkennend karakter: - het aantal proefpersonen is gering; - de omvang van het onderzochte materiaal is gering; - het onderzoekje is alleen in West-Nederland gehouden; - er is alleen schriftelijk taalgebruik onderzocht; - het testmateriaal is niet geijkt. Toch ondersteunt dit onderzoekje opvallend sterk de eerdergenoemde verwachtingen: hun-sprekers gebruiken alleen hun waar zij-sprekers zij gebruiken. Zowel hun-sprekers als zij-sprekers gebruiken daarnaast de gereduceerde vorm ze. Om preciezer te zijn: hun-sprekers gebruiken het voornaamwoord hun in onderwerpspositie wanneer er sprake is van aanwijzend gebruik van het voornaamwoord of wanneer er sprake is van onduidelijke verwijzing. |
|