Als er één appel over de dam is...
Over verhaspelde gezegden
drs. M.R.J. Hooghe - radiojoumalist BRT, Brussel
Het staat goed af en toe een gezegde te gebruiken, maar het is opvallend hoeveel fouten daarbij gemaakt worden. Ik heb het daarbij niet eens over gevallen van slechte smaak, waarbij het gezegde wel juist geciteerd, maar verkeerd gebruikt wordt. Het gaat me om de echte versprekingen. De vergissingen komen niet willekeurig voor, maar volgens bepaalde wetmatigheden. Men kan daarbij twee soorten onderscheiden: de associatieve verhaspeling en de freudiaanse verhaspeling.
De associatieve verhaspeling is de eenvoudigste. Het gaat daarbij om twee spreekwoorden met ongeveer dezelfde betekenis, die door elkaar gebruikt worden. Een klassieker in dit genre is:
(1) Ik laat me de kaas niet voor de voeten wegmaaien.
Waarom horen we deze verhaspeling wel, maar de vergelijkbare vergissing
(2) Ik laat me het gras niet van de boterham eten
nooit?
Ik denk dat (2) gewoon té absurd is: ‘de kaas van het brood eten’ is ontleend aan onze eigen directe leefwereld en bij die voorstelbare handeling past gras eenvoudig niet. Maar wie weet nog hoe je gras maait? En waarom de ander dat niet voor je voeten mag doen?
Om nog maar enkele voorbeelden te geven: ‘die haring gaat niet op’ (en nooit: ‘die vlieger braadt niet’); ‘een haarzifter’ (nooit: ‘een muggekliever’); dat heb ik ‘onder de rug’ (nooit: ‘achter de knie’); ‘hij kan bij haar een voetje breken’ (nooit: ‘hij heeft bij haar een wit potje gehaald’) of ‘een rot schaap steekt de hele kudde aan’ (en nooit: ‘als één appel over de dam is, volgen ze allemaal’).
De tweede variant is de meer traditionele, freudiaanse verhaspeling. Daarbij komt een onbewuste betekenis naar voren, die de spreker eigenlijk niet durft uit te drukken.
Freud gaf hierbij zelf het voorbeeld van de voorzitter die flink het land heeft aan een vergadering, en de zitting opent met de woorden: ‘Ik verklaar de vergadering voor gesloten.’ Iets dergelijks zien we bij gezegden, bijvoorbeeld wanneer de directeur verklaart zich met man en muis te zullen inzetten (voor het zinkend schip?). Of bij de onderhandelaar, die zegt dat hij olie op het vuur, eh de golven wil gieten.
Dergelijke versprekingen komen natuurlijk ook voor in het dagelijkse taalgebruik. Maar bij spreekwoorden en gezegden komen ze nog vaker voor, omdat het abstractieniveau hier hoger is. Het dringt niet meteen door dat het om een verspreking gaat. Verzamelaars van verhaspelingen kunnen dus nog wel een tijdje zoet blijven.