Ongetrouwd en toch mevrouw
Jo Daan - Barchem
Onder de titel De Leidse meid verscheen een ingezonden brief in het Leids Dagblad van 3 januari 1991. Ik wil een enkele passage uit deze brief onder de aandacht brengen, omdat deze op meer dan één punt onjuistheden bevat. De inzender, O. Roefs te Leiden, schreef onder andere dit:
‘De gemeenschap van taalgebruikers volgt vanzelf - in een ommezien soms - de levende maatschappelijke werkelijkheid. Kwam de aanspreking met “mevrouw” veertig jaar terug slechts aan een gehuwde vrouw uit bevoorrechte kringen toe, vijfentwintig jaar geleden mocht iedere gehuwde vrouw er al op rekenen en vandaag is iedere vrouw boven een bepaalde leeftijd mevrouw.‘
De tijd van begin en verdere ontwikkeling is onjuist. De suggestie dat een en ander ‘vanzelf’ gebeurde, is ook onjuist. Ik weet het, want ik was erbij.
Omstreeks 1925, 1926 begonnen vrouwen uit de arbeidersklasse zich al voorzichtig mevrouw te laten noemen. In die tijd hadden we bij ons thuis in Amsterdam twee werksters uit de Jordaan. Een van beiden liet wat voorzichtig merken dat ze, omdat ze getrouwd was, meende recht te hebben op de aanspreking ‘mevrouw’. Wij vonden dat toen nog wel een beetje vreemd, maar mijn moeder, democraat van aard en opvoeding, ging er direct op in en ‘juffrouw’ werd ‘mevrouw’.
In die tijd werd het ook al gewoon dat jonge vrouwen van nog geen twintig jaar in winkels met ‘mevrouw’ aangesproken werden. Ik herinner me de eerste keer dat het me overkwam, omdat ik er toen erg trots op was. In mijn herinnering was dit proces tien jaar later voltooid. Dat is dus meer dan zestig jaar geleden en niet veertig, zoals Roefs schrijft. Het platteland kwam daar wat achteraan. Toen ik in 1937 op Wieringen kwam en aan de boerin bij wie ik logeerde, vroeg wat ik moest zeggen, en ze antwoordde ‘Zeg maar juffrouw’, was ik niet meer in staat dit woord te gebruiken tegen een getrouwde vrouw en heb ik een betere oplossing gevonden. Na 1945 was ook het platteland, in elk geval dat van Noord-Holland, al een heel eind in de richting van ‘mevrouw’ opgeschoven.
•
‘Een ongetrouwde vrouw was lange tijd een wezen van minder waarde’
•
In die tijd was het nog erg ongebruikelijk dat een ongetrouwde vrouw zich ‘mevrouw’ liet noemen; het kwam wel voor bij toneelspeelsters, maar het werd als niet-correct beschouwd. Na de Tweede Wereldoorlog werd het echter spoedig anders, maar niet vanzelf, want de tegenstand was groot, zowel van getrouwde vrouwen als van mannen. Een ongetrouwde vrouw was nog altijd een wezen van minder waarde. Volgens vele getrouwde vrouwen was ze niet in staat geweest een man te strikken; vele mannen beschouwden haar als tweedehands soort van een toch al tweedehandse groep levende wezens. Getrouwde vrouwen spraken wat smalend over ongetrouwde vrouwen die zich ‘mevrouw’ lieten noemen als wezens die zich een hogere status wilden aanmatigen dan ze hadden. De ontwikkeling was dus allesbehalve vanzelfsprekend en heeft zich pas goed doorgezet in de loop van de jaren vijftig, dat wil zeggen vijfendertig à veertig jaar geleden. De middelen waartoe je soms je toevlucht moest nemen om je zin te krijgen, waren van verschillende aard. Als je overtuigd was van onaardige opzet kon je als je met ‘juffrouw’ werd aangesproken, doen alsof het niet tegen jou gericht was; ik heb ook wel brieven, geadresseerd aan ‘Mejuffrouw Daan’ teruggestuurd met de vermelding: ‘op dit adres niet bekend’.
De strijd met mijn directe chef heb ik op de volgende, niet aardige maar wel effectieve manier gewonnen. Mijn chef weigerde mij aan anderen voor te stellen als ‘mevrouw’. Toen ik heel nadrukkelijk mijn verlangen daartoe te kennen had gegeven, zocht hij omwegen, bijvoorbeeld door het gebruik van mijn titel. Eens werd ik zo boos om dit kinderachtige verzet, dat ik hem, die ook ongetrouwd was, gedreigd heb met het volgende: ‘De eerste keer dat je het nu weer doet, zal ik jou daarna voorstellen als de jongeheer, want dat is de mannelijke pendant van juffrouw. ‘Hij kende me goed genoeg om te weten dat ik in staat was dit dreigement uit te voeren.
Het dreigement heeft uitstekend geholpen, maar ik noem dat niet ‘vanzelf gaan’. Vanaf dat moment - we waren toen al in 1952 of 1953 - ging het echter wel gemakkelijker. Het ogenblik waarop het écht vanzelf ging, kwam later. Maar dat moment herinner ik me niet, juist omdát het toen vanzelf ging.