| |
| |
| |
| |
■ Spelling-controle?
Jacques van der Sman - Arnhem
Louis Tigges schrijft op blz. 8 van het aprilnummer dat hij steeds meer liggende streepjes tussen de delen van samengestelde woorden opneemt om ‘te voorkomen dat de spellingcontrole van WordPerfect daarover struikelt’. Hiermee spant hij volgens mij het paard achter de wagen! Dit komt er immers op neer dat hij zich door een onvolkomenheid van een tekstverwerkingsprogramma de wet laat voorschrijven. Wat (althans in mijn visie) zou moeten gebeuren, is dat de spellingcontrole van WordPerfect beter wordt aangepast aan het Nederlandse taalgebied (ook onze oosterburen zouden daar vast en zeker van profiteren!). Hier blijkt de afkomst van dit programma uit het Engelse taalgebied, waar samenstellingen meestal als aparte woorden worden geschreven. De heer Tigges zou er beter aan doen de samengestelde woorden die hij geregeld gebruikt, aan het spellingwoordenboek van WordPerfect toe te voegen.
| |
■ Redigeren
Paul de Hen - hoofdredacteur Fem, Hans Kamerbeek - eindredacteur Fem
‘Veel commerciële uitgaven die (vaak kosteloos) aan een geselecteerde doelgroep verzonden worden (de zogenaamde controlled circulation), stellen minder hoge eisen aan hun kopij.’ Dat schrijft uw redactie op blz. 28 van nummer 2/3 in een nawoord op een ingezonden brief van onze medewerker mr. H.G.M. van der Voort uit Naarden. Geen van beide teksten doet recht aan de werkelijkheid.
Fem (Financieel-Economisch Magazine) is al 21 jaar een blad met betalende abonnees, dat hoge eisen stelt aan de geplaatste artikelen. Daarvoor is een vaste staf van vijftien redacteuren in dienst, onder wie vier eindredacteuren. Daarmee is hopelijk ook de stellige uitspraak van onze vaste medewerker Van der Voort genuanceerd. Hij schreef in Onze Taal: ‘Bij Fem gelden alleen bepaalde afspraken om de eenheid (bijvoorbeeld voor afkortingen) te bevorderen. (...) Voor bewerkingen is geen tijd.’ Eind- en/of hoofdredactie bewerken echter alle binnenkomende kopij. Regel is dat we bij inhoudelijke wijzigingen de veranderde tekst vóór publikatie voorleggen aan de auteur. De werkwijze leidt in de praktijk steeds tot overeenstemming. Maar iedere medewerker van Fem weet dat bij een conflict over een tekstwijziging de redactie het laatste woord heeft. Zo hoort het ook. De redacteuren zijn aangesteld om de kwaliteit van Fem te bewaken. Daarop zijn de redacteuren aanspreekbaar.
| |
■ Vlaanderen: met vlag en parlement
Drs. J.L.M. Kits Nieuwenkamp - algemeen secretaris Algemeen-Nederlands Verbond, Den Haag
Sinds de federalisering van België in afzonderlijke gewesten en gemeenschappen - zoals Vlaanderen en Wallonië - is er steeds meer reden om Nederlandstalig België Vlaanderen en de daar woonachtigen Vlamingen te noemen.
Dit schrijft de vice-voorzitter van de NOS, dr. A.H. van den Heuvel, in antwoord op vragen van het Algemeen-Nederlands Verbond. De heer Daled stelde dit onderwerp aan de orde in het juli/augustusnummer 1990 van Onze Taal, en vervolgens verschenen er in 1991 reacties op dit artikel in het januari-, april- en meinummer. Volgens de heer Daled (zelf Vlaming) zou de NOS het verzoek of zelfs de opdracht hebben gekregen de termen Vlaanderen en Vlaming te vermijden en luisteraars en kijkers in België alleen nog als Belgen in België aan te duiden.
Nu inmiddels de derde fase van het federaliseringsproces in België is aangebroken, bestaan er inderdaad niet alleen cultuurhistorisch Vlamingen, maar behoren de inwoners van Nederlandstalig België (Vlamingen, Brabanders en Limburgers) tot de geïnstitutionaliseerde Vlaamse Gemeenschap. Ook de Vlamingen te Brussel behoren tot deze gemeenschap. Daarnaast werd het Vlaamse gewest opgericht.
Gewest en gemeenschap beschikken over autonome bevoegdheden op het gebied van taal en cultuur, onderwijs, ruimtelijke ordening, regionale economie e.d., en over een afzonderlijke Vlaamse regering, een Vlaams parlement en officieel aanvaarde symbolen, zoals een Vlaamse vlag, een Vlaams volkslied en de Vlaamse leeuw als embleem. Voorbijgaan aan deze democratisch tot stand gekomen ontwikkelingen zou een ontkenning van de werkelijkheid betekenen en doet geen recht aan Nederlands-Vlaamse verhoudingen in bijvoorbeeld de Nederlandse Taalunie (1980), het Cultureel Akkoord (1946) en de Overeenkomst hoger en wetenschappelijk onderwijs GENT (gehele Europees-Nederlandse taalgebied 1990).
| |
■ De heren worden verzocht
F.P. Tros - oud-docent Engels, Wons
De heer J.L. Heldring, columnist van NRC Handelsblad, zal (met mij) deze titelzin verstaan als ‘De heren worden in verleiding gebracht’. Professor H.J. Verkuyl zal de titelzin verstaan als ‘Men doet de heren een verzoek’. (Zie Onze Taal, december 1990, blz. 230.) Deze interpretatie zou bij Heldring (en mij) de vorm ‘De heren wordt verzocht’ veronderstellen. Het Nederlands van Verkuyl heeft dan dus een onderscheid verloren, is minder subtiel geworden.
Het argument dat vervanging van de heren door een persoonlijk voornaamwoord in het ene geval zij zou opleveren en in het andere hun, gaat niet altijd op; er zijn hele volksstammen die in beide gevallen zij zouden gebruiken. Voor die volksstammen geldt ook niet het verschil tussen ‘Ik
| |
| |
word gevraagd’ (= uitgenodigd) en ‘Mij wordt gevraagd’ (= ‘Men stelt mij een vraag’). Hele volksstammen én Verkuyl stellen ‘verandering in taal’ vast; Heldring en ik stellen een fout vast, een verlies aan subtiel taalgebruik, een aantasting van de cultuurtaal.
Wij stellen taalverloedering vast; Verkuyl (in een enige tijd geleden in NRC Handelsblad verschenen artikel van hem) stelt vast dat er helemaal geen taalverloedering is, maar dat ‘bepaalde mensen hun frustratie over de maatschappelijke veranderingen botvieren op bepaalde zich nu eenmaal voordoende taalveranderingen en taalverschijnselen’.
Verkuyl is het slachtoffer van een misverstand. Hoewel hij gespecialiseerd is in semantiek, de leer van de betekenis der woorden, ontgaat hem in deze steeds weer opduikende discussie over ‘taalverloedering’ en in de taalrubriek van Heldring de betekenis van het woord taal. Wij, gewone taalgebruikers, bedoelen dan met taal, wat een bezorgde verontwaardigde vader of moeder met ‘taal’ bedoelt als hij of zij tegen kindlief zegt: ‘Kind, dat is geen taal.’ Dat wil zeggen: dat is niet behoorlijk, zó druk je je niet uit, dat is geen goed Nederlands. Die vader of moeder doet geen linguïstische uitspraak. Die zegt iets over het taalgebruik, over stijl, over goed Nederlands, over ABN. Over taal in overeenstemming met de uit de culturele traditie voortgesproten ‘regels’.
Waarom meng ik mij in deze waarlijk al genoeg vermakelijke discussie? Omdat ik meen dat het linguïstische standpunt en de ‘semantiek’, die op zichzelf van waarde zijn, schade toebrengen aan het goede taalgebruik. Het op zichzelf juiste ‘waardevrije’ bestuderen van verschijnselen wordt namelijk al snel als normatief gezien. Niet wat goed Nederlands is, bepaalt dan de norm, maar wat taalkundig ‘verklaarbaar’ is. Een cultuurtaal is noodzakelijk conservatief, zoals de wet conservatief is omdat we anders morgen niet meer verstaan wat vandaag gezegd is (omdat we - in het geval van de wet - anders morgen van de rechten vervallen zijn waarin we vandaag nog stonden). Dat de taal verandert, laat zich niet loochenen, maar iedere verandering begint als een ‘fout’. En iedere mogelijke verandering kan een achteruitgang inhouden. Vandaar dat waakzaamheid geboden is, want een achteruitgang in precisie van uitdrukking is verlies.
| |
■ File of vergroot verkeersaanbod
E. Schade - Brussel
Uit het artikel ‘Cirkels’ van de heer De Koning (op blz. 16 van het aprilnummer van Onze Taal) citeer ik het volgende: ’...files ontstaan door een vergroot verkeersaanbod. Denkt u vooral niet dat de man leuk wilde zijn.’
De heer De Koning is zelf ook niet leuk: files kunnen namelijk ontstaan, en ontstaan ook vaak door andere oorzaken dan een vergroot verkeersaanbod, bijvoorbeeld door werk in uitvoering, ongevallen of barre weersomstandigheden (ijzel), wat al dan niet leidt tot vermindering van het aantal rijstroken, tot versmalling van de rijweg of gewoon tot verlangzaming of blokkering van het verkeersritme. Zeker in of bij een grote stad. Eén voorbeeld: begin februari stond ik op de ring rond Antwerpen in een lange file, niet door een ‘vergroot verkeersaanbod’ maar gewoon doordat de weg was geblokkeerd door vrachtwagens die een (spekgladde) helling niet op konden.
In het citaat van De Koning is de oorzaak van de file dus gewoon ‘méér verkeersdeelnemers’. Is niet leuk bedoeld, maar gewoon realistisch.
| |
■ Het trema moet blijven
G.C. Molewijk - Amsterdam
In Onze Taal van april (blz. 18) bepleit H. Cohen het trema af te schaffen en het in een aantal gevallen door een liggend streepje te vervangen. Cohens betoog is een goed voorbeeld van suggestief taalgebruik: het is kennelijk zijn bedoeling de lezer te laten geloven in het bestaan van kennis waaruit blijkt dat het trema niet deugt. Echter, zulke kennis bestaat niet.
Zo motiveert hij, zich verschuilend achter de Werkgroep ad hoe Spelling, afschaffing met de opmerking dat het trema internationaal niet gangbaar is, maar het streepje wel. Nergens wordt uitgelegd waarom wij ons aan buitenlandse gebruiken moeten conformeren. Vreemder nog is dat hij voorbeelden geeft waaruit blijkt dat de ontwikkelingen elders juist andersom gaan: het aantal trema's zal in het Frans toenemen en blijft elders gelijk, terwijl het aantal streepjes nergens toeneemt, in het Engels afneemt en het verplichte gebruik ervan in het Duits grotendeels zal vervallen!
Cohens bewering dat we geeerd en zeeen kunnen schrijven omdat de Duitsers beeendet en Kolomen kennen en daar niet over klagen, snijdt geen hout. We kunnen net zo goed zeggen dat de Duitsers trema's moeten invoeren omdat Nederlanders zonder te klagen geëerd en zeeën schrijven. In het rapport Speling in de spelling uit 1988, merken H. Heyne en M. Hofmans over een onderzoek naar spellingvoorkeuren bovendien op: ‘Het blijkt dat de meerderheid er niet voor kiest om het trema te schrappen’ (blz. 19).
Cohen heeft waarschijnlijk gelijk als hij zegt dat het trema iets trager leest dan het streepje, maar dat verschil is zo klein dat een verandering geen enkel serieus doel dient. De praktijk leert dat de taalgebruiker ook niet bezig is het trema af te danken. Hij heeft zelfs streepjes als in concert-gebouw spontaan laten verdwijnen en is in andere woorden spontaan trema's gaan schrijven! Het trema behoort tot de levende taal. In 1934 is het op nieuwe plaatsen verschenen door de omspelling van zooeven en financieele in zoëven en financiële, evenals in 1955, toen bijvoorbeeld kippenei kippeëi werd; rond 1970 werden ‘wetenschappelijke’ spellingen als muzeüm en liseüm bepleit.
Ik zal het hierbij laten. Voor mij is duidelijk dat afschaffing geen enkel zinnig doel dient en door de gebruiker niet wordt gewenst. Afschaffing zal, zoals Cohen zelf zegt, het leesgemak schaden, en heeft hetzelfde nadeel als iedere spellingwijziging: oudere teksten krijgen een gedateerde aanblik, net zoals voor velen teksten met weêr en ik zoû iets stoffigs hebben gekregen. Conclusie: laat het trema maar gewoon staan.
| |
■ Literatuurexamen?
Drs. G.H. Grimberg - Uden
Graag wil ik reageren op het artikel ‘Goedbedoeld gesleutel in de marge’ van Liesbeth Gijsbers over het eindexamen Nederlands voor vwo/havo (nummer 2/3, 1991).
In het bijzonder verbaast mij het voorstel in het CVEN-rapport om de aan literatuur te besteden lestijd van 40% terug te brengen tot 35% en voor havo de literatuur van voor 1916 te schrappen. Die verbazing houdt verband met een zeer recente ervaring.
Als gepensioneerd leraar Nederlands bood ik een havo-leerling aan in verband met het naderend schoolonderzoek bij mij een oefententamentje te doen voor literatuur. Stomverbaasd was ik toen ik het
| |
| |
‘literatuurlijstje’ ontving. Mijn eerste reactie was: ‘Daarmee kun je geen examen doen!’ De leerling verzekerde mij echter dat zijn leraar dit lijstje had gezien en goedgekeurd.
Het vermeldde zestien nummers. Van de vermelde boeken konden er drie tot de literatuur worden gerekend, hoewel ze flinterdun waren: De Pagode van Gerrit Komrij (56 blz.), Zoen van Adriaan van Dis (29 blz.) en een boekje van Jan Terlouw, waarvan mij de titel niet te binnen wil schieten. Voor de rest waren het jeugdboeken en vertalingen uit het Engels. Zelfs van die drie genoemde boeken was noch de plaats van de auteur in de literatuur bekend, noch iets van zijn verdere oeuvre. Positief beoordeelde ik het vermogen van de leerling om iets onder woorden te brengen, maar dat hoort bij een ander schoolonderzoek.
Later vernam ik dat dit alles met een 7,3 was beloond, hetgeen opnieuw mijn verbazing wekte, want hoe meet je iemands prestaties zo fijn dat je een schaal van 100 kunt gebruiken?
Ik mag uit één zo'n ervaring natuurlijk geen conclusies trekken voor het verdere onderwijs in Nederland, maar ik ben wel bang dat het hier geen uitzondering betreft. Men schijnt al blij te zijn als een leerling überhaupt eens iets leest, desnoods pulp.
| |
■ Hulpscherm/helpscherm
Drs. A.W.F. Timp - wiskundige/informaticus, Maarssen
In het januari-nummer van Onze Taal bespreekt Arthur Kooyman enige anglicismen in computerhandleidingen. Hij betoogt dat helpscherm eigenlijk hulpscherm zou moeten heten, aangezien het woord help in het Nederlands geen zelfstandig naamwoord is. Woorden als schietgat, vindplaats en werphengel tonen echter aan dat deze argumentatie niet correct is. Een samengesteld zelfstandig naamwoord kan bestaan uit twee delen, waarvan het eerste deel een werkwoordstam (zoektocht) kan zijn.
Help/hulp behoort tot de categorie woorden waarin het onderscheid tussen werkwoordstam en corresponderend zelfstandig naamwoord tot uiting komt via een klinkerwisseling. Een onderzoekje in Van Dale laat zien dat bij deze categorie woorden als eerste deel in samenstellingen meestal de werkwoordstam wordt gebruikt. Zo is bij schiet/schot de enige samenstelling met ‘schot’ schotwond, bij werp/worp is de enige met ‘worp’ worphoek, bij spring/sprong wordt ‘sprong’ slechts gebruikt in spronghoogte en sprongvariatie, en van vind/vondst bestaan zelfs geen combinaties met als eerste deel vondst. Grote uitzondering is, u raadt het, juist help/hulp! Vrijwel alle samenstellingen worden met hulp gemaakt.
Daardoor zal men wellicht onbewust vinden dat hulpscherm beter klinkt dan helpscherm. Het veelgeroemde taalgevoel! Bij automatiseerders is echter helpscherm (alsmede helptekst) in zwang, misschien wel vanwege de aardige e-resonantie. Ook een vorm van taalgevoel!
Uit het bovenstaande moge blijken dat er geen taalkundige argumenten zijn om helpscherm (of hulpscherm) af te wijzen.
| |
■ Doemdenken over onze taal
Mr. J.W. Scheffer - Rijswijk
In aflevering 2/3 van Onze Taal werd door velen geschreven over de (gevreesde) toekomst van het Nederlands. Voor alle ongeluksprofeten en doemdenkers over onze taal het volgende citaat uit Simon Schama's Patriotten en Bevrijders:
‘Op 17 juni verscheen in de Moniteur een artikel waarin werd betoogd dat de Nederlandse taal op sterven na dood was en binnen niet al te lange tijd vervallen zou zijn tot een provinciaal dialect, alleen nog geschikt voor zeelieden, boeren en bedienden.’
Dat was in 1805. Nederland telde toen anderhalf miljoen inwoners, maar hun taal is desondanks niet ten onder gegaan.
Nu zijn er ongeveer twintig miljoen Nederlandssprekenden. En zou hun taal nu wél ten dode zijn opgeschreven? Kom nou!
| |
■ Ook actieve martelaars bestaan
E.F. Felix - Amstelveen
Bijna iedere keer dat een journalist een gijzelnemer de gijzelaar noemt, mag hij rekenen op een vermelding in Onze Taal. In het artikel ‘Het naaikransje van de NOS’ (aprilnummer, blz. 17) volgt op de constatering deze keer de vraag: waarom wordt die zelfde fout dan nooit gemaakt bij martelaar? Ik moet de schrijver teleurstellen. Telkens als mijn tandarts voorstelt om eerst maar te verdoven, voegt hij daaraan toe: ‘Want ik ben tenslotte geen martelaar.’
|
|