● Gelest en gestild
De zuigeling drinkt en daarmee lest hij zijn dorst en stilt hij zijn honger. De etymologie van het werkwoord drinken is onduidelijk. Er is niet meer over te zeggen dan dat het in alle Germaanse talen (Nederlands, Fries, Engels, Duits, Noors, Zweeds, Deens, IJslands, Färöers) voorkomt. Bij drinken hoort drenken, drank en dronk. Dorst is afgeleid van dor ‘droog’, een woord dat verwant is met het Latijnse terra ‘aarde’. Het klimaat moet in het Latijnstalige gebied niet al te vochtig geweest zijn. Dorst wordt gelest. Het is niet helemaal zeker waar lessen vandaan komt, maar men denkt dat het iets te maken heeft met de wortel van liggen en leggen. Oorspronkelijk betekende lessen ‘uitdoven, uitgaan’, dus ‘gaan liggen’. Het werkwoord blussen is ontstaan uit be-lessen.
En dan de honger. Dit woord hangt samen met een oud Indo-europees werkwoord dat ‘plagen, kwellen’ betekent. Als de plaag nog niet zo groot is, maar de maag samentrekt en de maaltijd trekt, dan is er sprake van trek. Het woord maaltijd is eigenlijk dubbelop: maal zelf betekent al ‘tijd’ of ‘tijdstip’ (of ‘keer’). Maal heeft te maken met maat en meten; het is de afgemeten tijd. De kwelling van de honger breng je tot rust door voedsel toe te dienen; je stilt de honger. Stillen is een afleiding van stil.