● Onze cultuur in Europa
Veel te gemakkelijk wordt door voorvechters van de Nederlandse cultuur aangenomen dat het opgeven van het Nederlands als eerste voertaal in deze Europese provincie ook noodlottig zal zijn voor onze cultuur. Daar is echter geen sprake van. Er zijn heel wat zinnige definities van cultuur denkbaar, zoals ‘de manier van denken’ of ‘de mentaliteit’ van een bepaald volk, of ‘het geheel van symbolische handelingen of uitingen waarmee mensen zin en betekenis aan hun bestaan geven’. Maar welke definitie men ook verkiest, nooit staat of valt die cultuur met de taal waarin men zich toevallig uitdrukt. Zo is er een Zwitserse cultuur met heel specifieke kenmerken, al is er geen Zwitserse taal. Natuurlijk zal Ivo de Wijs vandaag wat makkelijker schertsen in het hem vertrouwde Nederlands, maar zijn komische nazaten, die in het Europees zijn opgegroeid en schoolgegaan, zullen rond 2050 dezelfde vaardigheden in dat andere medium ontplooien.
En ook op dit punt is die groei naar verdere integratie een vanzelfsprekend historisch gegeven. In de dertiende eeuw was het nog denkbaar dat er zó verschillende mentaliteiten heersten in naburige steden als Haarlem en Amsterdam, dat de vuige Haerelemmers een beleg sloegen om Amstelredam, en de arme Gijsbreght uitrookten. Natuurlijk is er in de eeuwen daarna een groei geweest naar grotere eenheden in de verschillende provincies (Staten) van de Nederlanden; en die hebben ten slotte geleid tot het ontstaan van de nationale staat, de Republiek der Verenigde Nederlanden. Even natuurlijk is nu de samensmelting tot weer een grotere eenheid: de Verenigde Staten van Europa. Gelukkig zal daarmee alle mogelijk onheil dat gewoonlijk uit nationalisme en patriottisme voortvloeit, binnen dit werelddeel tot het verleden behoren. Anderzijds zal de toenemende concurrentie in het grotere geheel tot hogere prestaties aanzetten.
Het is niet voor niets dat in ons land uitgerekend de filmers het eerst waarschuwend aan de bel trokken. ‘Wat zal er van de Nederlandse film worden als wij moeten opboksen tegen de filmmakers van heel Europa?’ riep men klaaglijk. Inderdaad, zolang de Nederlandse filmcultuur protectionistisch in de watten werd gelegd door een eng-nationale subsidiepolitiek, was er telkens weer ruimte voor nieuwe Flodders, Honneponnetjes, Schatjes en Spetters; voor dergelijke ‘Schund’ zal op de komende Europese markt gelukkig geen plaats meer zijn; maar net als nu zal de enkele filmer die écht iets te betekenen heeft, internationaal kunnen doorbreken (denk aan films als De Lift, regisseurs als Paul Verhoeven en acteurs als Rutger Hauer). In de toekomst zal alleen werkelijke kwaliteit de kans krijgen iets in de (euro-)filmwereld te betekenen.