| |
| |
| |
Mijn vaderland is de Nederlandse taal
Jozef Deleu, schrijver en hoofdredacteur van de tijdschriften Ons Erfdeel en Septentrion, revue de culture néerlandaise.
Ik ben een Vlaming die Nederlands spreekt, en dat is heel wat anders dan een Nederlander die Nederlands spreekt. Voor veel Nederlanders is het standaard-Nederlands hun moedertaal, de taal die zij thuis hebben geleerd, de taal waarmee kinderen voor het eerst een naam hebben leren geven aan de dingen die hen omringen. Het Nederlandse kind leert dat een voertuig op twee wielen, door de mens zelf voortbewogen, een fiets heet. Het Vlaamse kind noemt een fiets in zijn moedertaal een velo.
De moedertaal in Vlaanderen is, behalve voor een minderheid van cultuurbewuste Vlamingen, het plaatselijke dialect: het Westvlaams, het Oostvlaams, het Brabants, het Limburgs of een van de varianten binnen die dialectgroepen.
Het Nederlands is voor een Vlaming duidelijk iets anders dan voor veel Nederlanders, en dat zal wel altijd zo blijven, want het culturele en maatschappelijke achterland van de Vlamingen is ook al eeuwen zo anders dan dat van hun noorderburen.
| |
● Een zuidelijke standaardtaal?
De culturele emancipatiebeweging van de Vlamingen in België, die wij gemakshalve de Vlaamse Beweging noemen, komt op gang na de publikatie van een uiterst merkwaardig geschrift van Jan Baptist Verlooy: Verhandeling op d'Onacht der moederlyke Tael in de Nederlanden, verschenen te Brussel in 1788. In dit boek wordt een krachtig pleidooi gehouden voor het Nederlands als cultuurtaal van de toenmalige Zuidelijke Nederlanden. Deze stellingname won het in de negentiende eeuw van de ‘particularistische’ opvatting, die de verbreiding van een eigen Vlaamse standaardtaal inhield. Guido Gezelle was een vasthoudende voorman van deze stroming.
In de negentiende eeuw koos de Vlaamse Beweging heel bewust voor het Nederlands als enige cultuurtaal van Vlaanderen. Tot op de dag van vandaag steekt het Vlaamse particularisme nog geregeld de kop op. Het wordt altijd weer gevoed en gedragen door die oude vrees te worden ‘verhollandst’. Ten onrechte voelt het Zuiden zich nog al te vaak door het Noorden niet of verkeerd begrepen. Een hautain en cynisch stukje van bijvoorbeeld Willem Frederik Hermans of een warmbloedige aanval van die nobele, maar onbegrepen minnaar van Vlaanderen die Jeroen Brouwers is, zijn voor veel Vlamingen tastbare tekenen van miskenning. In de grond van hun hart kunnen de Vlamingen het moeilijk verteren dat een Nederlander ze berispt om hun onzorgvuldige omgang met de cultuurtaal. Zij zoeken nog altijd in het Noorden instemming met en bevestiging van hun in de vorige eeuw gemaakte keuze voor het Nederlands. Ze zijn bang voor een open discussie en een kritische confrontatie met taalgenoten.
| |
● Oeroud Vlaams talent
En toch liggen de zaken in het spanningsveld tussen aantrekking en afstoting minder eenvoudig dan het op het eerste gezicht wel lijkt.
In de loop van de negentiende en de twintigste eeuw is de Vlaamse Beweging, van aanvankelijk vooral een nationale beweging die opkomt voor eigen taal en cultuur, verbreed tot een politieke, sociale en economische beweging, die uiteindelijk heeft geleid tot verzelfstandiging van Vlaanderen in België.
Het is onmogelijk over de taal van de Vlamingen te spreken zonder stil te staan bij de groei naar autonomie van Vlaanderen in het Koninkrijk België, dat nu een federale staat is geworden.
Bij de oprichting van de unitaire Belgische Staat in 1830 was het Frans in de praktijk de enige officiële taal, al sprak ook in die tijd de overgrote meerderheid van het volk een Vlaams dialect. De Franstalige bourgeoisie had echter geen rekening gehouden met een groot en oeroud Vlaams talent! Traditiegetrouw morde het Vlaamse volk aanvankelijk niet. Het ging, zoals het koren tijdens een onweer, volgzaam liggen, maar zodra het ergste voorbij was, kwam het weer langzaam overeind. Onder de druk van een kleine Vlaamse elite, die nooit het contact met Nederland had verloren, moest de francofone Belgische Staat geleidelijk het Nederlands een plaats geven naast het Frans in onderwijs-, rechts- en bestuurszaken, en uiteindelijk in 1898 die taal naast het Frans als officiële taal erkennen en dat grondwettelijk vastleggen. Dat was de eerste belangrijke overwinning van de Vlaamse Beweging.
| |
● Na een bittere strijd
Dankzij de politieke verbreding van de Vlaamse Beweging kon in de jaren dertig het hele onderwijs in
| |
| |
Vlaanderen worden ‘vernederlandst’. Dat gebeurde nu nog geen zestig jaar geleden! Het was het resultaat van de toenemende druk van een democratisch verworven Vlaamse macht in de Belgische Staat. Eindelijk werd het Nederlands, waarvoor de prille Vlaamse Beweging in de negentiende eeuw al had gekozen, dé officiële taal voor het onderwijs in Vlaanderen, van laag tot hoog, van de basisschool tot de universiteit. Deze wetgeving moet als een mijlpaal in ons emancipatiestreven worden beschouwd. Sinds die tijd speelt het Nederlands op alle terreinen van ons openbare leven de eersterangsrol. Dit verklaart waarom de Vlamingen, die het recht op een eigen onderwijstaal slechts na een lange en soms bittere strijd hebben verworven, niet bereid zijn mee te werken aan experimenten - bijvoorbeeld ten gunste van het Engels - die de positie van de eigen onderwijsen cultuurtaal in het gedrang zouden kunnen brengen. Decennia lang hebben zij, via vernederende ervaringen met het Frans, aan den lijve ondervonden hoe fundamenteel asociaal en ondemocratisch een onderwijssysteem kan zijn dat de eigen cultuurtaal, in het universitair onderwijs bijvoorbeeld, door een vreemde taal vervangt. Wie met name vanuit Nederland ook maar de geringste poging onderneemt om de eentaligheid van Vlaanderen op welk gebied dan ook aan te vechten, zal geconfronteerd worden met een hardnekkige vasthoudendheid aan het principe: Nederlands is en blijft voor alle openbare besturen en voor alle onderwijsinstellingen, van hoog tot laag, onze enige cultuurtaal.
| |
● De taal van de meiden
Vaak wordt de Vlaamse Beweging een te grote romantische bevlogenheid verweten. De Vlaamse Beweging is echter altijd zakelijker en concreter geweest dan men wel eens veronderstelt. Juist daardoor heeft ze haar fundamentele doelstellingen ook kunnen realiseren. De keuze van deze beweging in de negentiende eeuw voor het Nederlands als cultuurtaal en NIET voor een soort nog te construeren ‘Algemeen Schoon Vlaams’, getuigt van haar zin voor realisme. De moedertaal van de Vlamingen was in de negentiende eeuw vrijwel uitsluitend een of ander Vlaams dialect. De gangbare cultuurtaal van de Vlaamse bourgeoisie was het Frans, dat van jongsaf werd aangeleerd en daarom ook door deze kringen als moedertaal werd beschouwd. De Vlaamse dialecten vormden slechts de taal van de meiden en de knechten, de taal van de kleine luyden, die juist door het gebrek aan een eigen cultuurtaal niet in staat waren om de sociale ladder te beklimmen.
Je kunt de Vlaamse Beweging van die dagen geen kortzichtigheid verwijten. Wel kun je vaststellen dat ze zelfs opportunistisch en met veel cultuurpolitiek inzicht heeft gekozen voor het Nederlands, in de overtuiging dat je slechts met een echte cultuurtaal een tegenwicht kon vormen voor het Frans, de taal van de Belgische bourgeoisie en van het zo taal- en cultuurbewuste buurland Frankrijk.
| |
● Claus in Het Frans
Je moet je bij wijze van nuttige denkoefening eens de vraag stellen hoe Vlaanderen er zou hebben uitgezien indien het in de negentiende eeuw in zijn totaliteit voor het Frans had gekozen en niet voor het Nederlands. Even boeiend, zo niet nog boeiender is een volgende stap: hoe zou Nederland er hebben uitgezien als Vlaanderen geheel was verfranst? Zou die binnen haar rijksgrenzen zo zelfgenoegzame kleine natie, met
•
De Vlaamse vitaliteit: een dosis opportunisme gevoed door een romantisch elan
•
dat woud van opgestoken en belerende vingertjes, er niet een beetje anders zijn gaan uitzien als de rijksgrens met België, tussen Roosendaal en Essen, ook een taalgrens tussen het Nederlandse en Franse taalgebied zou zijn geworden? Kan men zich in Nederland voorstellen dat, om ons tot de twintigste eeuw te beperken, Streuvels, Buysse, Teirlinck, Van de Woestijne, Van Ostaijen, Elsschot, Timmermans, Walschap, Gilliams, Boon en Claus in het Frans hadden geschreven? Hierdoor zouden ze in Frankrijk met grote vertedering zijn binnengehaald, want ‘La France est une mère douce et tendre’, die altijd met open armen haar verste kinderen in haar welige culturele schoot opneemt en koestert.
Aan deze denkoefening moet ik nu een einde maken. Ik ben de zoon van een Franse vader en een Vlaamse moeder. Vooral dat eerste kan bij sommigen het vermoeden wekken dat hier een doortrapte franskiljon de passie staat te preken en dat Nederland maar beter op zijn ganzen kan passen dan aan mij een vriendelijk oor te lenen. En toch zou dit van een kwaad vermoeden getuigen, ja zelfs van een lichtvaardig oordeel!
| |
● Overleven
Via deze oneerbiedige denkoefening wilde ik u erop attenderen dat Vlamingen niet alleen maar een romantisch en oh zo vaak onzorgvuldig volkje zijn. Wij zijn romantisch, zoveel is zeker, maar we zijn ook een beetje opportunistisch. Wie niet sterk is, moet slim zijn. Vooral als de nood zeer hoog is, ontwaakt in onze luidruchtige en slordige leeuw, de sluwe Reinaert, ‘den fellen metten roden baerde’. Wij willen overleven - en wij overleven al eeuwen - als grensland tussen Frankrijk en Nederland, de enige twee landen in Europa die naar het woord van Charles de Gaulle, sinds mensenheugenis echte naties zijn. Wij overleven dankzij een onverklaarbare vitaliteit, waardoor wij in de ogen van veel deftige lieden slechts zondige feestvierders zijn. Maar deze vitaliteit, gepaard aan een dosis opportunisme en gevoed door een romantisch elan, heeft ons behoed voor defaitisme en cynisme, twee kwalen die voor de emancipatie van Vlaanderen noodlottig, ja zelfs desastreus zouden zijn geweest.
Wij hebben bewust gekozen voor het Nederlands als cultuurtaal, voor ons Nederlands dat in uw oren
| |
| |
vaak té Vlaams klinkt. Laat dat maar zo blijven. Mij hindert het niet. Ik wéét dat u mij begrijpt en begrijp u, volkomen. Althans, voor zover een taal, ook onze taal, naar het gevleugelde woord van Molière, niet dient om onze gedachten te verbergen.
•
‘Ik hou van uw taal omdat het ook de mijne is’
•
| |
● Liefdesverklaring
De beste dichters en schrijvers uit Vlaanderen leveren ook vandaag de dag een essentiële bijdrage aan de Nederlandstalige literatuur. Zij doen dat in het vertrouwde spoor van voorgangers als Willem die Madoc maakte, de schepper van de geniale Van den vos Reinaerde, Hadewijch, Van Maerlant en de auteur van het onvolprezen Egidiuslied. Onze keuze voor het Nederlands gebeurde ongetwijfeld omdat het niet anders kon, uit dwang als u wilt. Wij hebben niet zonder hartzeer onze Vlaamse moedertaal ingeruild voor uw Nederlandse cultuurtaal.
Wij hebben echter gekozen voor het Nederlands van de geest én voor de geest van het Nederlands. Daardoor zijn wij schijnbaar onze Vlaamse moedertaal een beetje ontrouw geworden. Maar wij zijn trouw gebleven in onze ontrouw. Zoals een moeder haar kind blijft voeden, zo blijft Vlaanderen mede het Nederlands voeden. Op deze plek, tussen zoveel liefhebbers van het Nederlands, onbeschaamd verklaren dat uw taal ook de mijne is, dat het Nederlands mede gevoed wordt door Vlaanderen, klinkt wat overmoedig, maar het is dat niet. Ik aarzel daarom niet te bekennen dat ik van uw taal hou omdat het ook de mijne is. En als ik door deze liefdesverklaring aanstoot geef, stenig mij dan als de overspelige vrouw die haar liefde niet wist te verbergen.
| |
● Aan de hand van calvijn
Het Nederlands is mijn cultuurtaal, maar die cultuurtaal is niet mijn moedertaal. Het Nederlands is echter mijn vaderland, naar het voorbeeld van de Portugese dichter Fernando Pessoa, die in zijn prachtige werk Het boek der rusteloosheid noteert: ‘Op een bepaalde manier heb ik wel een groot patriottisch gevoel. Mijn vaderland is het Portugees.’
Zonder blozen zeg ik: mijn vaderland is het Nederlands. Het is de taal die mij toegang verleent tot alle vormen van schoonheid, tot alle wegen van inzicht en tot alle bronnen van kennis. Via het Nederlands, dat ik heb moeten aanleren, dat ik heb moeten verkennen en waar ik nog altijd intens mee bezig ben, heb ik toegang tot de wereld van de geest. In dat Nederlands, mijn cultuurtaal, herken en ervaar ik ook de oude grondstroom van mijn Westvlaamse moedertaal. Dat dialect zou de cultuurtaal van de Lage Landen zijn geworden indien de zeearm van het Zwin niet voortijdig was verzand, waardoor Brugge ten onder is gegaan en teruggebracht werd tot een schitterend schrijn voor toeristen. Mijn Westvlaamse moedertaal is geen instrument meer van de geest. Het is een taal van het hart, mij dierbaar, maar hoogst ontoereikend.
Vlaanderen blijft echter ondanks alles de moeder van het Nederlands. Nederland is de vader. De Vlaamse moeder moest noodgedwongen afstand doen van haar kind. In het vrije Noorden, ver van het door Alva en de zijnen bezette Zuiden, groeide het Nederlands uit tot een rijke cultuurtaal. De bijdrage van de naar het Noorden uitgeweken zuiderlingen tot de ontwikkeling van onze taal was niet gering. Mede aan de hand van en dankzij de Bijbel bracht de strenge Hollandse vader het Nederlands tot een hoge bloei. Het ging er niet altijd vrolijk aan toe, want groeien doet pijn, onvermijdelijk volgens Calvijn. In het Zuiden daarentegen mocht de Bijbel slechts op straffe van groot onheil worden gelezen. De taal verschrompelde er verder en bleef slechts in vele dialectische varianten voortleven.
De keuze van de ontluikende Vlaamse Beweging lag in de negentiende eeuw zeer voor de hand. Met het Nederlands kreeg de Vlaming een instrument tot zijn beschikking waarin hij, naar het tweeduizend jaar oude woord van Cicero in zijn De oratore, zorgvuldig en helder onder woorden kan brengen wat zijn geest en zijn hart beroert.
| |
● Geen toekomstvrees
Mijn vaderland is de Nederlandse taal. Ik probeer haar iedere dag opnieuw te verkennen, er mij in te vervolmaken en haar zo te hanteren dat ik tot in de verste uithoeken van ons taalgebied kan worden begrepen. Op die manier denk ik mijn vaderland lief te hebben en mijn moeder te eren.
Ik ben u zeer dankbaar omdat u op deze dag van uw en mijn taal, kortom van ONZE TAAL, een zuiderling, een Vlaming die op de grens met Frankrijk woont, aan het woord hebt willen laten. Ik ben ervan overtuigd dat onze taal niet kan worden bedreigd door grote en nieuwe Europese verbanden, maar alleen door onzorgvuldigheid en gebrek aan creativiteit. Joost van den Vondel parafraserend durf ik te zeggen dat de liefde voor de eigen taal ons nog meer is aangeboren dan de liefde voor het eigen land. Daarom vrees ik de toekomst niet. Nederlanders en Vlamingen hebben een gemeenschappelijke cultuurtaal die het voorwerp moet zijn van gemeenschappelijke zorg.
Volgens de Chinese dichter Duoduo, die verleden jaar naar Londen vluchtte om er aan de terreur in zijn land te ontkomen, moet je een mens honderd jaar lang opvoeden voordat er iets goeds uit kan komen. Welnu, de Vlamingen zullen in het langzamerhand magisch klinkende 1992 precies zestig jaar beschikken over de wettelijke voorzieningen om van laag tot hoog hun kinderen in de Nederlandse cultuurtaal op te voeden. De resultaten zijn nog verre van volmaakt en ze bevredigen ons ook nog lang niet. Maar er bloeien al prachtige rozen in onze tuin en dat vervult het Vlaamse volk met trots en u, naar ik van harte hoop, met enige blijdschap.
De volledige lezing ‘Mijn vaderland is de Nederlandse taal’ is ter gelegenheid van de jaarwisseling verschenen bij Uitgeverij Kritak, Leuven/Meulenhof, Amsterdam.
|
|