Jij in Zweden
Zeven jaar als nederlandist (of als u dit liever hebt: neerlandicus) in Zweden werkzaam, kan ik niet nalaten even te reageren op het redactionele stukje in Onze Taal van oktober 1969, over de veranderingen in de aanspreekvormen in Zweden.
De kwestie is namelijk dat het Zweedse du lang niet gelijk is aan het Nederlandse jij (het wordt b.v. gebruikt in gebeden tot God, zoals het Duitse du, en het was in academische kringen - en niet alleen uitgesproken progressieve - allang gebruikelijk als aanspreekwoord óók tussen oudere studenten en professoren), terwijl een equivalent van ons u eenvoudig niet bestaat. Tegen iemand van wie hij geen ‘du-broer’ is, kan een Zweed twee aanspreekvormen gebruiken. Allereerst ni, maar dat gaat alleen als je de aangesprokene niet kent en de verhouding zeer onpersoonlijk is (b.v. in winkels, restaurants, tegen conducteurs, taxichauffeurs enz.). In andere gevallen geldt ni voor onbeleefd, en het is een bekende fout van ons buitenlanders dat we veel te veel ni zeggen, omdat we maar niet van het idee of kunnen komen dat dit woord toch ‘eigenlijk’ ons u, Sie, vous is. De tweede niet-du-vorm is: iemand aanspreken met zijn titel (als zodanig zijn natuurlijk te beschouwen ‘professor’, ‘directeur’, maar ook ‘meneer’, ‘mevrouw’, ‘juffrouw’) en eventueel zijn achternaam. Zo kun je dan aan je baas vragen: ‘Wil de directeur dit even ondertekenen?’ en tegen je buurvrouw zeggen: ‘Mevrouw Andersson moet eens een kopje koffie komen drinken.’ Bij ons hoor je dit nog wel in de noordelijke provincies.
Dat in het moderne, democratische Zweden nog zulke ouderwetse, feodale aanspreekvormen voorkomen, vinden de Zweden zelf natuurlijk ook wel gek. Je hoort dat in-de-derde-persoon-spreken dan ook hoe langer hoe minder; zeker onder de jongeren. Maar wat ervoor in de plaats te stellen; want ni kan meestal niet, en u/Sie/vous bestaat niet. Wel, op de eerste plaats zijn de Zweden heel handig in het vermijden van de persoonlijke voornaamwoorden. Ze kunnen dit uren, ja dagen volhouden. De lucht is dan zwaar van omschrijvingen (is het mogelijk = kunt u, is er = hebt u) en passieve vormen (Wordt er koffie gewenst?). Maar velen vinden tegenwoordig dat het dan maar beter is zoveel mogelijk du te gebruiken.
Met dit alles wil ik maar zeggen dat het ook voor Zweden wel een nieuwtje was dat de nieuwe minister-president, Olof Palme, te kennen gaf met du te willen worden aangesproken, maar dat het toch nog heel anders klonk dan wanneer Piet de Jong zou zeggen: ‘Zeg maar jij.’
U hebt het ook nog over ‘titels af (te) schaffen’. Waarschijnlijk is dit een vertaling van ‘lägga bort titlarna’ (letterlijk: ‘de titels wegleggen’). Dat is de term voor wat je doet als je besluit elkaar voortaan met du aan te spreken. Let wel dat het hier alléén om de aanspreekvormen gaat. Want overigens zijn de titels nog springlevend. Ze worden altijd gebruikt in adresseringen, ik word geregeld opgebeld door mensen die zich met naam én titel aankondigen, en bij de wasserij zie ik altijd weer de was liggen van professor X. De zin ‘Met deze jij-actie gaat parallel een streven om titels af te schaffen’ vereist dus wel enige nadere toelichting; die ik in deze brief - heel in het kort - heb geprobeerd te geven.
Dr. J. de Rooy, Uppsala