Nieuwe woorden
Nauw met het bezwaar van vak-jargon hangt een derde gevaar samen dat het taalgebruik in het bedrijfsleven bedreigt. Het is bijna niet te voorkomen, dat met de geweldige stroom van nieuwe begrippen niet alleen op het gebied van de techniek, maar evenzeer op commercieel, financieel en sociaal terrein, de woorden en uitdrukkingen veelal van Angelsaksische herkomst, de bedrijfstaal binnendringen. Natuurlijk ook een zekere mate van snobisme spreekt bij het gebruik van vreemde woorden mee, en evenzeer een dosis gemakzucht. Heel dikwijls echter gaat de ontwikkeling zo snel, dat de moedertaal het niet kan bijhouden.
Een aantal bedrijven kennen interne taal-commissies die voornamelijk tot taak hebben om het gebruik van de moedertaal te bevorderen en de lawine van vreemde woorden te keren. Bij Philips is een dergelijke commissie al sedert meer dan 30 jaren werkzaam, voornamelijk om voor technische woorden en uitdrukkingen van vreemde herkomst Nederlandse equivalenten te vinden en vast te leggen.
Onze taalcommissie in Unilever, die een minder lange geschiedenis heeft, is samengesteld uit deskundigen uit onderscheiden sectoren van het bedrijf. Het bescheiden woordenlijstje dat op het ogenblik aan een herdruk toe is, draagt een al even bescheiden titel: ‘Aanbevelingen voor woordgebruik in Unilever’. Naarmate wij ons langer met deze materie bezighouden, wordt het ons duidelijker dat juist op het gebied van de taal bezwaarlijk dwingende voorschriften te geven zijn. Lang niet altijd is de ene oplossing volstrekt fout en de andere de enige goede.
Soms zijn wij te laat en heeft het vreemde woord niet alleen burgerrecht verkregen, maar ook een zekere gevoelswaarde. Het overigens zeer bruikbare Nederlandse equivalent heeft dan een achterstand die het niet meer kan inlopen. Een copy-writer ontleent meer aanzien aan zijn titel dan een tekstschrijver; een bedrijf trekt gemakkelijker trainees aan dan kaderleerlingen en de vakman hoort in marketing veel meer diepte, breedte en achtergrond dan in uitdrukkingen als markt- of afzetbeleid. Het heeft dan geen enkele zin ter wille van het puristische ideaal te trachten de klok terug te zetten.
Eigenlijk zijn dit geen beslissingen die elk bedrijf afzonderlijk kan nemen. Daarom heeft het Nederlands Normalisatie Instituut een werkcommissie in het leven geroepen, waarin vertegenwoordigers van verschillende bedrijven bezig zijn aan de opstelling van een nieuwe lijst van algemene bedrijfstermen in de Nederlandse taal. Een tegenwerping die in de bedrijven nogal eens gehoord wordt is: waarom niet de ontwikkeling vrijlaten om zo te groeien naar een internationaal min of meer verstaanbare taal? Het antwoord kan kort zijn. In de eerste plaats uit eerbied voor onze eigen moedertaal. Voorts om de exactheid van denken en formuleren te bevorderen. Tenslotte omdat slechts hij een vreemde taal gaat beheersen, die geleerd heeft zich zindelijk in eigen taal uit te drukken.
Veel wil ik over de noodzaak van beheersing van vreemde talen niet zeggen. Ook wij halen de schouders op bij het lezen van advertenties waarin perfecte beheersing van drie of meer talen wordt gevraagd of geboden. Over het algemeen zal het voor de leidinggevende functionaris vereist zijn zich behoorlijk in het Engels verstaanbaar te kunnen maken en een redelijke Engelse brief te kunnen dicteren. Dat is al heel veel. Alle talenkennis daarbovenuit is meegenomen. In het bedrijfsleven ziet men wat dit betreft liever multum dan multa, m.a.w. men geeft de voorkeur aan een behoorlijke beheersing van één andere taal naast de moedertal boven een oppervlakkige kennis van drie of meer talen.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren. Ik heb u niet willen vermoeien met een reeks van klachten. Naar mijn mening bestaat daartoe ook niet de minste aanleiding. Integendeel, wij hebben veelvuldige bewijzen dat de docent van het voortgezet onderwijs zich alle moeite geeft om de jonge mensen wat hun taalgebruik betreft voor te bereiden op de eisen die de maatschappij stelt. Men kan echter geen ijzer met handen breken, en de taak waarvoor het onderwijs in Nederland zich gesteld ziet is onder meer door deze taal-eisen wel bijzonder zwaar.
Ook heb ik geen verlanglijstje willen geven. Dat er aan onze zijde nog wel degelijk wensen bestaan, hebt u denk ik wel tussen de regels door kunnen horen. Het Nederlandse bedrijfsleven staat internationaal voor een vuurproef. Op bepaalde gebieden hebben wij een voorsprong op de industrie in andere landen, op andere een achterstand. Wij hebben een achterstand door de beperktheid van ons taalgebied. Laat hierin een aansporing liggen tot extra aandacht voor en toewijding aan het belangrijkste werktuig in ons bedrijfsleven: de taal.
A. Braakman
(Red. Het bovenstaande is de tekst van een inleiding die de heer Braakman op 14-10-1969 in Rotterdam heeft gehouden voor het Contactcentrum Bedrijfsleven Onderwijs.)