Beschaafd en onbeschaafd Nederlands
Wat ‘algemeen beschaafd Nederlands’ (A.B.N.) is, is moeilijk te definiëren; trouwens: de uitdrukking werd en wordt door verschillende linguïsten om verschillende redenen van de hand gewezen. Maar wat men volstrekt als ‘onbeschaafd Nederlands’ moet kenmerken, dat voelt elk ook maar enigzins beschaafd Nederlander aan en daar behoeft men geen ‘taalkundige’ voor te zijn. En wie met Bilderdijk de taal als ‘de ziel van de natie’ beschouwt, die ergert zich aan ‘onbeschaafd Nederlands’ en hij stemt in met wat ik las in een nummer van het weekblad Accent: ‘kritiek die een ieder vrij mens mag uiten in fatsoenlijke vorm; we zijn geen baliekluivers’. - En tot mijn ontstemming trof ik zulke baliekluiverstaal aan in een artikel in een onzer veelgelezen dagbladen; het was een naar inhoud zeer lezenswaardig artikel, een interview met een Nederlands professor. Nu weet men bij een verslag van een interview vaak niet, hoever wat de taal betreft komt voor rekening van de interviewer of van de geïnterviewde; toevallig weet ik, dat in het onderhavige geval de geïnterviewde kennis heeft genomen van het verslag in de krant voor het verscheen en dus voor dit onbeschaafd Nederlands ten volle verantwoordelijk is.
Men leze:
de knullen, die ons kunnen maken en breken, zoals overheid enz. |
het zijn geen rotknullen... |
algemeen gelul over kapitalisme... |
(de studenten) verdommen het... |
die de mensen werkelijk opdonders verkopen... |
wie er in onze samenleving op zijn lazer krijgt... |
de studenten weten donders goed... |
in september begint het gerotzooi weer... |
natuurlijk moet iedereen meebeslissen; dat is lariekul... |
de studenten worden eruit geflikkerd... |
Misschien als een soort excuus voor deze fraaie taal schrijft de interviewer, dat de geïnterviewde ‘zeer bewogen spreekt’. In geëmotioneerde toestand laat men zich soms woorden ontvallen, die men, als het gesprokene zwart op wit zal verschijnen, buiten de deur zet en door minder onbehoorlijke vervangt. En ik weet als Neerlandicus wel, dat, wat eens als taaltaboe gold, in een latere periode van een levende taal algemeen wordt gebruikt, zonder dat iemand daar nog aanstoot aan neemt. Een paar voorbeelden. Het graadbepalende woord mieters, dat speciaal in de mond van jongemeisjes bestorven lag (en misschien nog ligt); het tientallen jaren geleden reeds door Charivarius geïroniseerde en gewraakte reuze, b.v. reuzeprettig, reuzemooi en zelfs reuzeklein. En zo is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat het voor mijn gevoel voorlopig nog als onbeschaafd Nederlands onaanvaardbaar woord rot over enige tijd algemeen wordt aanvaard; zoals dat van 1940-'45 algemeen gebruikte woord rotmof.
Misschien vinden sommige lezers mijn bovenstaande beschouwingen ‘ouderwets’, conservatief’ of ‘schoolmeesterachtig’. Het zij zo. Niet ongestraft heb ik als leraar Nederlands M.O. vele tientallen jaren schriftelijk en mondeling Nederlands van H.B.S-leerlingen ‘gecorrigeerd’.
B.M. Noach, Leiden