Vertalen met jij IV
Met bijzonder veel genoegen las ik ‘Vertalen met jij’; dáárom, omdat ik ineens weer herinnerd werd aan mijn oude landgenoten, de Overijselaars, die immers evenmin het verschil kennen tussen U, jij, gij, ge. Een echte Overijselaar kent alleen iej (enk.) en ieluu (meerv.) en dat is bijzonder gemakkelijk. Moeilijke vragen als: moet ik iemand aanspreken met jij? of met u? bestaan voor hem niet. De moeilijkheden ontstaan voor hem pas als hij (op plechtige ogenblikken) verplicht is Nederlands te spreken. In de regel kiest hij dan u (waarschijnlijk om de gelijkenis met iej) en zo hoort men hem zijn kinderen, zijn broers en zusters, toespreken met ‘u’; zelfs in een fikse ruzie moet men zich niet verbazen over zinnetjes als ‘U bent altijd een rotjonk geweest’.
Maar lang duurt dat nooit. Aldra geeft hij zijn pogingen op, keert terug naar zijn vertrouwde omgangstaal. En als men hem dan de gelegenheid geeft daarin eens flink stoom af te blazen, wel - dan zijn de ruzies ook veelal snel bijgelegd.
C.J. ten Cate, Deventer.