Overblijd
Wat me, nog in de schoolbank al, raadselachtig en verbijsterend trok: het gedicht Morgen-nachtegaal van Boutens, is me thans heldere, verrukkelijke kunst. Over elke strofe, elk vers ervan is iets bewonderends te zeggen. Ik zal daaraan hier niet beginnen; nu wil ik een beschouwinkje geven van taalkundig stilistische aard, en wel over één van Boutens neologismen, het laatste woord uit de passage:
Ik heb zooveel gelachen en geschreid,
Maar nimmer, zelfs als kind
Heeft deze klare lach van tranenblind
Geven we ons bij de lezing ervan aan de dithyrambe over, dit hartstochtelijk credo Leven is Geluk, dan valt ons niets op aan het laatst-aangehaalde tweewoordenvers. Bij enig overdenken constateren we dat ‘ziel’ hier zonder lidwoord voorkomt, terwijl het toch bepaald, begrensd gebruikt is, niet enkel uitgebreidheid is als de ‘stofnamen’ en de abstracta. De dichter offert blijkbaar de grammatica (van de langue) op om aan de eis van een krachtig ritme (van de parole) te voldoen. Mij dunkt, terecht. Want storend voor het Nederlands taalgevoel is het - zeker hier - niet. In het woordenboek uit Boutens poëzie komen we krasser afwijkingen tegen als stervers (t.o. goden), eendagelingen (de mensen), grensver (-plein).
Vreemder dan ‘ziel’ treft ons ‘overblijd’, deze deelwoordvorm. Wel zouden we onder de veelsoortige samenstellingen met ‘over’ een adjectief als ‘overblij’ accepteren (vgl. overschoon, overgoed), maar een verbum ‘overblijden’ is bezwaarlijk. Het zou gevormd kunnen zijn naar analogie van dorren, krommen en andere van een adjectief afgeleide verba. ‘Krommen’ is beter voorbeeld dan ‘dorren’, daar het eerste ook krom máken kan betekenen. Naast ‘overkromd’ staat dan ‘overblijd’. (Onder de vele betekenissen van ‘over’ komen die van teveel en ‘in hoogste mate’ elkaar zeer nabij.)
Van veel tachtigers, oudere tijdgenoten van Boutens, is de tendens tot neologiseren ons, vaak tot irriterens, vertrouwd. Zal die ook niet op B. gewerkt hebben? Een veronderstelling die nog meer grond krijgt uit de bewondering die de dichter voor Gorter had. Maar aangenomen het feit dat hij de invloed van de tijdsstroom heeft ondergaan, hij is ten eerste echt, geboren dichter met de daaraan inhaerente zelfstandigheid, en ten tweede is hij alles minder dan impressionist. Bij hem dan ook geen overmatig gebruik van nieuwvormingen als ‘vaalde’, ‘somberde’, ‘giftigde’, die we met voorliefde zien gebruikt in het werk van Van Looy, Couperus, Heyermans. Als Boutens dan ook een nieuw woord ‘smeedt’, mogen we aannemen dat hij in de cultuurtaal van het Nederlands die vrijwel gelijkgesteld kan worden met de langue, geen woord vond dat zijn persoonlijke taal, de parole, eiste. ‘Verblijd’ was semantisch te zwak voor z'n geluksontboezeming, een analogische vorming ‘oververblijd’ is ritmisch te zwak, niet ‘geladen’ genoeg; in tegenstelling met laatst genoemd woord drukt ‘overblijd’ niet zozeer graad uit alswel gevulde