Van velocipede naar fiets
In 1885 schreef de gezaghebbende Nederlandse filoloog Jacob Verdam in het tijdschrift ‘Noord en Zuid’: ‘'t Woord fiets wint veld en dreigt “rijwiel” te overvleugelen.’ Dat is inderdaad gebeurd. Zoals domineedichter Nicolaas Beets indertijd schreef: ‘zoo eindigde al het getob om den vélocipède een goeden hollandschen naam te geven, en werd elke wijze raad daarvoor te berde gebracht verslonden in het voor oog en oor teekenende fiets en fietsen.’ Er waren heel wat namen voorgesteld om een equivalent te vinden voor het Franse vélocipède, namen als schrijwiel, trapwiel, wielpaard, wielpeerd en zelfs vlosse-peerd.
Officieel werd het rijwiel, zoals de fiets in ambtelijke stukken, wetten en processen-verbaal nog steeds wordt genoemd, maar de spraakmakende gemeente hield het bij fiets, een unieke benaming voor de tweewieler, waar geen andere taal prat op kan gaan.
Waar komt dat woord fiets vandaan? ‘Herkomst van dit woord is onzeker. Schijnt ca. 1870 in de buurt van Apeldoorn ontstaan te zijn’, schreef dr. Jan de Vries in zijn enkele jaren geleden gepubliceerd etymologisch woordenboek. Het is opmerkelijk dat in allerlei speculaties, die de naam fiets trachten te verklaren, Apeldoorn verschillende keren opduikt. Zo schreef een zekere Marius in een jubileumnummer van de Nieuwe Apeldoornse Courant ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van dit Gelderse dagblad, op 14 november 1953 een artikel ‘Per kettingreactie door de herinneringen’, waaruit wij het volgende citeren: ‘Weet Apeldoorn wel dat het woord “fiets” is uitgevonden door een Apeldoorner? Het was de heer Neelmeijer, de eigenaar van de inktfabriek aan de Stationsweg, die dit woord voor het eerst heeft gebezigd.’ Een andere opvatting waarbij Apeldoorn genoemd wordt, is dat de naam fiets omstreeks 1880 op een kostschool in Apeldoorn zou zijn ontstaan. willekeurig gevormd onder invloed van het Franse vélocipède. Het is een feit dat leerlingen van de Apeldoornse kostschool tot de eerste fietsenthousiasten behoorden en dat verschillende van hen lid waren van de Deventer fietsclub Immer Weiter. Dan is er het veel gehoorde verhaal over de Wageningse wagenmaker en smid Viets, die omstreeks 1880 rijwielen maakte en zijn naam blijvend aan de tweewieler zou hebben verbonden. Die mijnheer Viets uit Wageningen heeft bestaan, dat is zeker. In een VVV-uitgave uit het begin van deze eeuw vindt men zelfs een advertentie, waarin E.C. Viets aan de Hoogstraat 223 in Wageningen zich met zijn ‘handel in- en verhuur van rijwielen’ beleefd aanbeveelt. Ook kondigt hij daarin aan, dat hij een ‘leerinrichting voor wielrijden’ heeft en dat hij verder kachels, kinderwagens en sportkarren verkoopt. Dat hij de ‘vader’ van het woord fiets zou zijn, moet zeer twijfelachtig worden
geacht.
Een andere verklaring komt uit Zuid-Limburg. L. Linssen heeft in 1914 in een artikel in het ‘Bijblad voor Taal en Letteren’ er op gewezen dat in de volkstaal van Zuid-Limburg een woord ‘vietse’, op sommige plaatsen ‘fietse’, bestaat in de betekenis van ‘hard lopen, zich snel uit de voeten maken’. In een Woordenboek der dorpsspraak van Heerlen uit 1884 staat het ook als zodanig opgenomen. Bedenken wij daarbij dat de eerste fietsen loopfietsen waren, machines dus waarmee men hard kon lopen, dan valt er ook iets voor deze verklaring te zeggen.
Over blijft het verhaal dat fiets een onomatopee zou zijn, een klanknabootsing omdat de vélocipèdes vroeger een piepend-sissend geluid maakten dat veel op ‘fiets-fiets-fiets’ lijkt. Die vélocipèdes kenden nog geen kogellagers. De voorwielas liep in een bus die met vet werd gesmeerd. Gebeurde dit niet op tijd dan ontstond door de wrijving van metaal op metaal het geluid dat wij zojuist noemden.
In het zelfde vlak ligt de verklaring dat de naam fiets ontleend moet zijn aan het ‘ffttss’-geluid dat de tweewieler maakte als men over de vaak slechte zandwegen reed.
Voor de laatste en misschien wel de beste verklaring terug naar Apeldoorn. Daar werd op 1 mei 1880 de fietsclub La Vitesse opgericht. Van ‘vitesse’ naar ‘fiets’ is maar een kleine stap.
(Red.) Bovenstaand stuk is met toestemming van de uitgever overgenomen uit het boek van J.M. Fuchs en W.J. Simons: Voort in 't zadel kameraden. Honderd jaar fietsen in Nederland. Uitg. De Bussy Amsterdam.