Techniek en technologie
Van Dale, 1961, blz. 2010 (iets verkort):
techniek: 1. het geheel der bewerkingen of verrichtingen, nodig om in een bepaalde tak van kunst, handwerk, nijverheid enz. iets tot stand te brengen; 2. geheel der bewerkingen en verrichtingen behorende tot de nijverheid en de toegepaste exacte wetenschap; 3. (als cultuurverschijnsel) de zinvolle mogelijkheden die de natuur biedt tot verwezenlijking van door de mens beoogde doelen; 4. manier waarop -, middelen waardoor een scheppend kunstenaar of een beoefenaar van een tak van sport enz. zijn prestaties verricht; manier van werken; bedrevenheid, vaardigheid.
technologie: leer van de handelingen waardoor de mens de voortbrengselen van de natuur tot stoffen verwerkt tot bevrediging van zijn behoeften; het veranderen der natuurprodukten in kunstprodukten.
Webster's Third New International Dictionary of the English Language, 1965, blz. 2348 (iets verkort):
technology: the science of the application of knowledge to practical purposes: applied science; the application of scientific knowledge to practical purposes in a particular field; a technical method of achieving a practical purpose; the totality of the means employed by a people to provide itself with the objects of material culture.
Zijn techniek, technisch en technologie, technologisch synoniemen? Nee, een ‘technische vooruitgang’ is niet gelijk aan een ‘technologische vooruitgang’. Globaal gezegd is de techniek het ‘doen’ en de technologie de ‘leer van het doen’. Wie ‘praktisch’ aan een ontwerp, een uitvinding e.d. werkt, is ‘technisch’ bezig; wie de ‘theorie’ bestudeert van deze techniek, is verdiept in de ‘technologie’. Nu klinkt deze uitleg wel aardig op papier, in werkelijkheid echter is het verschil in betekenis niet altijd even duidelijk. Techniek en technologie liggen soms heel dicht bij elkaar, gaan gedeeltelijk in elkaar over (het een bestaat niet zonder het ander). Daarbij komt dat in ons taalgebied in de twintigste eeuw de woorden techniek en technisch tot nu toe in de meeste gevallen de voorrang hebben gekregen boven technologie en technologisch: voorbeelden daarvan zijn overal te vinden: technische hogeschool, technische wetenschap, student in de techniek, techniek studeren.
De terreinwinst van technologie in de laatste tijd is voornamelijk veroorzaakt door Engels-Amerikaanse invloed: the technological gap - de technologische kloof. Ons techniek is in het Engels slechts in spaarzame gevallen ‘technique’ (bijv. in ‘de bijzondere techniek van een chirurg’); meestal zal de vertaling gaan in de richting van ‘engineering’ of ‘technology’. In de hierboven gegeven omschrijving van ‘technology’ in het wereldberoemde woordenboek van Webster staat dat technology zowel de ‘science’, dus de ‘technologie’, als de ‘application to practical purposes’, dus de ‘techniek’, omvat; daarenboven wordt ‘technology’ gebruikt in algemene zin: het geheel van de middelen, door een volk gebruikt om zich te voorzien van de voorwerpen der materiële beschaving.
Het woord technologie is via het Frans (achttiende eeuw) in ons land vooral in de negentiende eeuw verbreid; het is dus op zichzelf niet zo nieuw als men zou denken. De wet van 2 mei 1863 (zie WNT) schrijft voor dat aan ‘de hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus’ onderwijs wordt gegeven in ‘de beginselen van de technologie’. Onderscheid werd gemaakt tussen de mechanische technologie, (de grondstoffen ondergaan een wijziging in vorm maar niet in aard) en de scheikundige technologie (de grondstoffen ondergaan een verandering in hun aard). Het merkwaardige is dat juist in het laatste geval het negentiende-eeuwse woord tot nu toe bewaard is gebleven: een technoloog is speciaal een scheikundige, opgeleid aan een technische hogeschool. In Delft heet de desbetreffende afdeling nog steeds officiëel ‘de afdeling der scheikundige technologie’; de studentenvereniging in deze afdeling heet ‘Technologisch Gezelschap’.